Hoofdstuk 4

Het vermaan en de tucht van de kerk

I. Algemene bepalingen

De tucht betreft de ergerlijke zonden, die hetzij als zodanig openbaar zijn, hetzij door verwerping van het broederlijke vermaan, door Christus in Mattheüs 18: 15-16 bevolen, openbaar zijn geworden, hetzij op een andere verantwoorde wijze ter kennis van de kerkeraad zijn gekomen.