Hoofdstuk 1

De ambten van de kerk

I. Algemene bepalingen

Artikel
3

1. Niemand zal in de kerk enig ambt vervullen zonder daartoe op wettige wijze geroepen en daarin bevestigd te zijn.
2. Voor de roeping tot enig ambt komen slechts in aanmerking belijdende leden, die voldoen aan de in de Heilige Schrift voor ambtsdragers gestelde eisen.
3. Indien tot het ambt van dienaar des Woords een vrouwelijk belijdend lid wordt geroepen, zal haar in de regel een bijzondere opdracht worden gegeven.

Zie artikel 19