|297|

Het Visitatie-reglement van Gelderland 1698

 

Ordre of reglement,

Waer na alle de Kercken, onder de respective Classen
der Christelycke Synodus van Gelderlant resorterende,
sigh sullen hebben te reguleren, so veel een yder
mogelyck is, dat gepractiseert kan worden,
volgens de resolutie van de welgemelte
Synodus genomen Aº. 1698, in
Augusto.

 

Vraegh-stucken bij de Visitatie der Kercken waer te nemen.

Ondersoeck in t gemeyn.

I.

Of de Gemeenthe in getal toe-neemt? Ende de Ledematen, die daer in zyn en t’ ellekens aen-komen, in ’t boeck gestelt worden? ’t welck aen de Visitatoren sal worden vertoont.

II.

Of de namen der gedoopte kinderen, en haerer Ouders, voorts der getrouwde personen in een boeck werden aan-geschreven?

III.

Of in de Kerck gebruyckt werden de Bibels van de nieuwe oversettinghe, Psalm-boeck met den Heydelberghse Catechismus, en de formulieren der Nederlantse Kercken?

|298|

IV.

Of by yder is de ge-arresteerde Kercken-ordinge? Eght en School-reglement? de middelen tot weeringe des Pausdoms? en ongelycke houwelycken? tegens de ontheyliginge van de dagh des Heeren? tot onderhoudinge van ’t tweemael Prediken en Catechiseren?

 

Ondersoeck in ’t bysonder, terwyl buyten staen, die het sal aengaen.

Aangaende de Predikanten of Predicant.

I.

Of den Predick-dienst wel en getrouwelyck, so na als voor de middagh waerneemt? en ’t geheele jaer door predickt alle sondaghen, op de beyde plaetsen? so daer een combinatie is.

II.

Of de Leerre in de Heydelberghse Catechismus vervat van ’t begin tot ’t eynde verklaert? ende jonge Jeught catechiseert sonder intermissie en exceptie van stoff?

III.

Of ter behoorlycker tyt en plaets, so den H. Doop, als ’t Avont-mael bedient na drie voorgaende proclamatien?

IV.

Of te vooren oock Ledematen besoeckt, en tot het H. Avontmael nodight, ’s jaers ten minsten eens of tweemael?

|299|

V.

Of de nieuw aenkomende na genoeghsaem ondersoeck tot des Heeren Avontmael toelaet?

VI.

Of een proef-predicatie doet voor elck Avontmael?

VII.

Of de Krancken, daar toe versoght zynde, besoeckt?

VIII.

Of oock al te veel van huys is? en sijn plaets laet ledigh staen?

IX.

Of de persoonen, die hy in ondertrouw op-neemt voor hem laet komen? en niet proclameert, dan met consent van Ouders of Vooghden? en behoorlyck in des Houwelycken staet bevestight?

X.

Of op de Schoolen, en onderwys van de jeught goede aght neemt?

XI.

Of reght-sinnigh is in syne leer, en stightelyck in syn leven, en vreedesaem?

 

Aengaende de Kercken-raedt.

I.

Of de Kercken-raedt ter gesetter tijdt, of bij voorvallende

|300|

gelegentheden, ten minstens t’ elckens voor de bedieninge van des Heeren Avont-maal gehouden wort met aen-roepinge van Godts Heylige naem?

II.

Of het verhandelde in ’t consistorie te boeck wort gestelt?

III.

Of oock de Kercken-raedt ter gesetter tydt verandert wordt?

 

Nopende de Ouderlingen.

I.

Of zy wettig verkoren zyn?

II.

Of haeren plicht wel doen in ’t bestraffen van d’ ongeregelden en die aen te brengen, de ver-vallene tot de beteringe te vermanen, en twisten te helpen nederleggen?

III.

Of de discipline nevens den Leeraer oeffenen tegen ergelycke Ledemaeten, en voorts in alles behulpsaem zyn?

IV.

Of neesrtelick tot ’t gehoor des Goddelycken Woorts komen en sigh in alles stigtelick dragen?

|301|

 

Belangende de Diaconen.

I.

Of ledematen zyn? En wettigh verkoren met toestemminge van den Predikant?

II.

Of oock alle Jaer, of ten minsten twee Jaeren Reeckeninge doen van den ontfangh en uytgaef?

III.

Of der Armen Middelen wel administreren met kenisse van den Predikant of Kerckenraedt?

IV.

Of sy stightelyck leven?

 

Betreffende de School-meesters.

I.

Of sy Ledematen zyn, en wettelyck aengestelt, en de formulieren van Eenigheyt onder-teeckent hebben?

II.

Of haeren Dienst niet vrughteloos maken? met tapperyen, paghteryen van accynsen, imposten, &c.

III.

Of in ’t School houden neerstigh zyn, en de Kinderen in ’t lesen, schryven en gronden van de Christelycke Religie uyt den Heydelberghsen Catechismus onderwysen? volgens ’t Besluyt van ’t Nationael Synode gehouden op den 30 Novembris 1619. Sess. 17.

|302|

IV.

Of de School-Kinderen alleen stightelycke Boecken leeren, en in goede manieren onderwysen ?

V.

Of ’t geheele Jaer door School houden, daer ’t eenighsins geschieden kan?

VI.

Of sy stightelyck leven?

VII.

Of ten platten Lande, daerse oock Voorsangeren zyn, eer de Predicatie begint, eenige Capittelen uyt Godts Woort, de vyf Hooft-stucken des Geloofs voorlesen, en Davids Psalmen voorsingen?

VIII.

Of den Predikant in Kerckelycke dingen gewilligh ten dienste zyn?

 

Dit voorschrift sullen de Visitatores Classis, als de Visitatien doen, bij haer hebben, getrouwelyck daer na vragen, als voor de oogen Godts, en van haer verrightinge aen de Classis behoorlyck rapport doen 1).


1) In het Geldersche Reglement volgen dan nog: kerckelycke middelen tegen ’t Pausdom; reglement tot onderhoudinge van de stricta examina; middelen tot de stricte onderhoudinge van het tweemael Predicken en Catechiseeren; middelen wegens de Kerckelijcke Discipline; middelen tegen Vloecken en Sweeren; middelen tegen de Simonie; bepalingen van het jus patronatus; artikelen wegens de uniformiteit der Proponenten en het reglement voor de Legerpredikanten. Zie J. Smetius, Synodale ordonnantiën.