|9|

1 Algemeen

 

1.1. Geen wanorde maar vrede

Er is een goede reden om als kerken een kerk-orde te hebben. We vinden die reden in I Korintiërs 14: 40:

Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden.

Daarmee wordt voortgebouwd op wat al was gezegd in vers 33:

...want God is geen God van wanorde, maar van vrede.

Paulus geeft in dit hoofdstuk enkele regels voor het kerkelijk leven in Korinte. Daar dreigde wanorde te ontstaan: de gemeente werd opgedeeld in partijen, en leden van de gemeente probeerden elkaar af te troeven met allerlei kundigheden.

Daartegenover leert Paulus de kerk om weer Gods beeld te vertonen. En hoe werkt God? Hij is niet iemand die de wanorde bevordert: God brengt vrede.

Vrede is meer dan orde alleen. Vrede is een orde waarin ieder gelukkig kan zijn, een orde waarin ruimte is voor het leven tot Gods eer.

Die vrede mag in de kerk worden nagestreefd. Dat kan door zich te binden aan goede regels, die de wanorde tegengaan.

Dat is de achtergrond van artikel 1, waar staat:

In de gemeente van Christus behoort alles in goede orde te gebeuren.

We kunnen verder verwijzen naar de Nederlandse Geloofsbelijdenis, die in artikel 30 tot 32 enkele uitgangspunten aangeeft voor de gereformeerde kerkregering. In artikel 32 lezen we dan onder meer:

Wij aanvaarden dus alleen wat kan dienen om eendracht en eenheid te bevorderen en te bewaren, en allen te doen blijven bij de gehoorzaamheid aan God.

De geloofsbelijdenis keert zich dus tegen alle regelzucht, die met een overmaat aan regels misschien wel orde brengt, maar niet de kerkelijke vrede bevordert.

En om die vrede gaat het toch. Een vrede die meer is dan orde alleen.

 

1.2. Formalistisch of formeel

Vrede is meer dan orde alleen. Dat moet ook worden bedacht bij de toepassing van de kerkorde in de praktijk.

Regels kunnen immers zo strikt worden toegepast, dat ze een belemmering vormen voor een goede voortgang van het kerkelijk leven. We spreken dan van ‘formalisme’: alleen maar letten op de regels, en niet op de kwalijke gevolgen die strenge handhaving daarvan in een bepaald geval kan hebben.

|10|

Aan de andere kant moeten we ook oppassen voor een al te soepele hantering van de kerkelijke regels. Zeker wanneer het gaat om ingewikkelde kwesties, is het goed om zich ‘formeel’ op te stellen: vasthouden aan de afgesproken orde, om zo recht te doen aan alle betrokkenen.

De grens tussen ‘formeel’ en ‘formalistisch’ is vaak moeilijk te trekken; veel hangt hier af van persoonlijke inzichten en ervaringen.

Het is niet verstandig om zich te verzetten of zelfs in beroep te gaan tegen een beslissing die als formalistisch wordt ervaren. Dat komt de vrede niet ten goede. Het is beter om zich hierin te onderwerpen aan de ambtsdragers die God heeft gegeven.

Aan de andere kant moet elke kerkelijke vergadering beseffen, dat ze door formalistisch optreden de kerkleden van zich kan vervreemden.

Een voorbeeld: Hans heeft jaren in Groningen gewoond. Hij heeft daar ook belijdenis gedaan. Daarna is hij gaan studeren in Amsterdam. Hij levert daar, zoals behoort, zijn attestatie in. Enkele maanden later komt hij weer eens thuis. Het is juist avondmaal en Hans wil graag meevieren. „Heb je een briefje bij je?” vraagt zijn vader. „Nee, moet dat dan?” „Ja, je bent nu lid van de kerk in Amsterdam. Als je bij ons avondmaal wilt vieren moet je een briefje bij je hebben van je eigen kerkeraad. Dat staat in artikel 60 van de kerkorde”. Wat nu?
Opgebeld naar de scriba. Die zegt: „We zullen in dit geval niet formalistisch doen: ik bel wel even met Amsterdam, dan is het voor deze keer wel goed. Tenslotte weten we nog wel wie je bent. Maar de volgende keer zijn we formeel: als je dan weer geen briefje bij je hebt, kun je hier niet meedoen aan het avondmaal”.
Had de scriba nu meteen al gezegd: „Het spijt me, maar je hebt geen briefje, dus voor jou geen avondmaal dit keer”, dan was dat behoorlijk formalistisch geweest. Toch had Hans er niets tegen kunnen doen: de scriba stond in zijn recht. Maar Hans zou wel een nare indruk hebben gekregen van het naleven van de kerkorde.

 

1.3. Synodale bepalingen

De kerkorde regelt niet alles wat er te regelen valt. Een kerkelijke vergadering moet daarom regelmatig besluiten nemen, waarin aanvullende regels worden gesteld. De besluiten die op deze manier door de generale synode worden genomen, noemt men ‘synodale bepalingen’ of ‘generale kerkelijke bepalingen’ of ‘generale regelingen’.

Deze bepalingen moeten evengoed worden nageleefd als de kerkorde zelf. De kerkorde verwijst er met zoveel woorden naar in artikel 6:

De kerken zullen zich houden aan de generale kerkelijke bepalingen over de beroepbaarheid van predikanten die buiten Nederland gediend hebben in kerken van gereformeerde belijdenis en over het meer dan eenmaal beroepen van dezelfde predikant in dezelfde vacature.

Ook in artikel 8:

Daarna zal de classis verder met hen handelen zoals naar haar oordeel

|11|

verantwoord is, volgens de generale regeling die daarvoor door de kerken is vastgesteld.

Verder nog in artikel 9:

Daarbij zullen de desbetreffende generale kerkelijke bepalingen in acht worden genomen.

Uiteraard zijn alleen bepalingen geldig die niet door een wijziging van de kerkorde of door nieuwe bepalingen achterhaald zijn. Ook geldt het alleen voor besluiten die na 1892 zijn genomen, het jaar dat de Gereformeerde Kerken werden gevormd uit de vereniging van ‘Afgescheidenen’ en ‘Dolerenden’.

Een overzicht van synodale bepalingen die nu nog van kracht zijn, vindt u in: H. Bouma, Kerkorde van de Gereformeerde Kerken in Nederland, Groningen 1983.

 

1.4. Geschiedenis van de kerkorde

Tijdens de grote Reformatie in de 16e eeuw zijn de Gereformeerde Kerken meteen begonnen met het opstellen van een kerkorde. In de loop der jaren werd daar nog heel wat aan bijgeschaafd en aangevuld. Dat werk kreeg een voorlopige afsluiting op de synode die in 1618 en 1619 werd gehouden te Dordrecht. Daarom wordt onze kerkorde wel de ‘Dordtse Kerkorde’ genoemd of, zoals men vroeger zei, de ‘Dordtse Kerkenordening’.

In de 19e en 20e eeuw zijn opnieuw allerlei wijzigingen aangebracht. De laatste ingrijpende herziening dateert van 1978, toen de generale synode van Groningen-Zuid een tekst vaststelde, die inhoudelijk en taalkundig was aangepast aan de eigen tijd.

Wel heeft men nadrukkelijk vast willen houden aan de zelfde Bijbelse grondregels voor de kerkregering. Ook de indeling in hoofdstukken en artikelen bleef nagenoeg gelijk. Verklaringen van de ‘oude’ kerkorde blijven dan ook van groot belang voor het begrijpen van de ‘nieuwe’, herziene kerkorde.

Bekende verklaringen van de kerkorde zijn: Joh. Jansen, Korte Verklaring van de Kerkenordening, Amsterdam 1976 (fotomechanische herdruk van de eerste druk uit 1923),
F.L. Rutgers, Kerkelijke Adviezen, Kampen 1921/1922
en: H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht, Kampen 1928/1934.

 

1.5. Wijziging van de kerkorde

Uit het voorgaande blijkt dat de kerkorde al vaak veranderd is. Dat is begrijpelijk: de kerkorde is geen belijdenisgeschrift. Wel is de kerkorde gegrond op Bijbelse gegevens voor de kerkregering, die onaantastbaar zijn. Maar de uitwerking van die gegevens kan altijd worden aangepast aan wat wenselijk is voor de eigen tijd en omstandigheden.

Artikel 47 zegt daarom:

Op ondergeschikte punten van kerkorde en kerkelijke praktijk zullen buitenlandse kerken niet veroordeeld worden.

|12|

Dat is een erkenning dat het ook anders kan dan in onze kerkorde staat. Iemand mag daarom zijn kritiek hebben op onderdelen van de kerkorde. En bij een plaatselijke kerk kan de wens leven om een bepaald artikel veranderd te zien.

Maar een verzoek daartoe zal eerst op de generale synode gebracht moeten worden. Het betreft immers gezamenlijke afspraken van alle kerken, die dus ook alleen maar door alle kerken samen veranderd kunnen worden. Zolang het artikel niet door de generale synode veranderd is, heeft iedereen zich er aan te houden. Anders is de orde weg en komt dus ook de vrede in gevaar.

Dit is vastgelegd in het slotartikel van de kerkorde, artikel 84:

Al deze artikelen, die de wettige orde van de kerk betreffen, zijn in gemeenschappelijk overleg vastgesteld en in eensgezindheid aanvaard.
Wanneer dit in het belang van de kerken is, behoren ze gewijzigd, aangevuld of verminderd te worden. Een kerkeraad, classis of particuliere synode mag dit echter niet doen: zij zullen zich erop toeleggen de bepalingen van deze kerkorde na te leven zolang ze niet door de generale synode zijn veranderd.

 

1.6. Indeling

Artikel 1 geeft behalve het doel van de kerkorde ook een indeling aan:

In de gemeente van Christus behoort alles in goede orde te gebeuren.
Daarvoor is nodig een regeling met betrekking tot
I. de ambten
II. de kerkelijke vergaderingen
III. het opzicht over de leer en de eredienst
IV. de tucht.

Hoofdstuk I omvat de artikelen 2 tot 27, hoofdstuk II de artikelen 28 tot 52, hoofdstuk III de artikelen 53 tot 71, en hoofdstuk IV de artikelen 72 tot 82, terwijl de artikelen 83 en 84 als slotartikelen dienst doen.

Zelf zullen we deze indeling niet meer dan globaal aanhouden.