|71|

 

Besluit

 

We hebben in het voorgaande zoeken aan te toonen hoe naar onze stellige overtuiging de lijn loopt langs welke de tucht tegen een onwilligen kerkeraad naar Geref. kerkrecht moet uitgeoefend worden.

Die lijn erkent de zelfstandigheid der plaatselijke kerk. En hare vrijwillige toetreding tot het kerkverband. Een kerkverband waarin de kerken beloven al het beslotene voor vast en bondig te houden tenzij het strijden mocht met Gods Woord of de aangenomen kerkenorde. Een kerkverband dat gezag heeft, besluiten kan, opleggen kan, kan voorschrijven, kan helpen, tucht kan oefenen, maar dat geen macht boven de kerken (supra ecclesias) vormt of schept. Daar is geen hoogere bestuursmacht dan de kerkeraad. Er staat geen ander ambt tusschen hem en Christus. En daarom kunnen de andere kerken, dat zijn de meerdere vergaderingen, als het vast loopt tusschen een kerkeraad en het kerkverband, en als niets helpt, zulk een kerkeraad wel uitsluiten met de tucht in den naam van Christus, maar niet afzetten in den naam van Christus. Want Hij heeft het kerkverband daarvoor geen ambt gegeven.

Uitsluiten uit de broederschap, het verband verbreken, dat is naar den aard der foederatie, de lijn van finale tuchtoefening jegens zulk een kerk. Buiten het verband zetten, het zij tijdelijk en ten deele, het zij geheel en voor goed.

Dat is de lijn van Marnix, Voetius, Hoornbeek, Rutgers. 1)


1) Bij het ter perse gaan van deze brochure bereikte ons het bericht dat in Nederland het gerucht verspreid werd, dat Dr. Rutgers later in zijn beschouwing aangaande de afzetting van kerkeraden door meerdere vergaderingen van gedachte veranderd zou zijn. Zijn latere beschouwing zou dan niet meer overeenkomen met die gegeven in de “Rechtsbevoegdheid der plaatselijke kerken”. Als reden zou dan moeten gelden dat toen hij de “Rechtsbevoegdheid” schreef nog niet de Acta der Provinciale Synoden uitgegeven waren.
En als bewijs wordt dan bijgebracht de boven vermelde uitspraak van Rutgers uit de college dictaten uitgegeven door Dr. De Jong. Vreemd, dat zoo iets nu in eens “ontdekt” wordt! Tot voor kort wisten de professoren in het Geref. kerkrecht aan de V.U. of aan de School te Kampen er blijkbaar niets van. Evenmin Ds. Joh. Jansen in zijn Verklaring der Kerkenorde. Geen wonder. Dit verhaal is niet dan een louter verzinsel. Ziehier mijne gronden voor deze kwalificatie.
1. Als Dr. Rutgers van gedachte veranderd was, dan zou hij dit duidelijk hebben moeten laten uitkomen in zijn behandeling van art. 36 der Kerkenorde, waar het over de bevoegdheid der meerdere vergaderingen gaat. Daar had dit moeten blijken. En nu wil ik ieder vragen zijn verklaring van dat artikel te lezen. Hetzij in de aanteekeningen als uitgegeven door Dr. De Jong, of hetzij, ➝

|72|

Uitzetten en niet afzetten.

De Schrift geeft voor dit laatste geen grond.

De Belijdenis vermeldt het niet.

De kerkenorde zwijgt er van.

We geven volmondig toe dat de kerkenorde geen wetboek is, doch slechts beginselen en hoofdlijnen geeft. Toch als zulk een afzetting van kerkeraden (of van de meerderheid der kerkeraadsleden, wat per slot op hetzelfde neerkomt) naar het Geref. kerkrecht geoorloofd was, dan had het duidelijk en klaar zonder den minsten twijfel in de kerkenorde moeten zijn aangegeven. Een uiterst gewichtige tuchthandeling als deze


➝ indien men zelf het voorrecht had de colleges van Dr. Rutgers te volgen dit te doen in eigen aanteekeningen. En ge krijgt een geheel anderen indruk dan dat Dr. Rutgers veranderd zou zijn. Daar, bij de bespreking van de macht der meerdere vergaderingen, treft ge precies dezelfde lijn aan, als in “De Rechtsbevoegdheid”. We wezen er boven op. Lees het maar na!
2. De uitdrukking door Dr. Rutgers in zijn collegedictaat aangaande de afzetting van een kerkeraad gegeven — welke uitdrukking, we houden het met nadruk vol, niet zeker is en niet door Dr. Rutgers gepubliceerd is — kan, als we boven gezegd hebben, zeer wel anders verklaard worden. Naar de door Dr. Rutgers aangehaalde woorden van Voetius, boven vermeld. De uitdrukking zegt niet dat de meerdere vergaderingen dit doen. En als ge verder leest in datzelfde gedeelte in de aanteekeningen van Dr. De Jong, zegt Rutgers dan, dat en hoe de classis of synode zulk een afzetting moet doen? Geen oogenblik, dan eindigt hij de bespreking met een “breken van het kerkverband”.
3. Soortgelijke uitdrukking vindt ge ook reeds in “De Rechtsbevoegdheid” (p. 179), als boven aangehaald. De uitdrukking uit het collegedictaat is dus niets nieuws. En bewijst geen verandering van gevoelen. En de verwijzing er bij is dat dit predikanten geldt, of wilt ge deze uitspraak van Rutgers op den heelen kerkeraad laten slaan, dan staat er de verwijzing van Dr. Rutgers bij naar Voetius’ uitspraak dat de gemeente het doet.
4. En waarom zou Dr. Rutgers veranderd zijn van meening wegens de uitgave der Aria der Prov. Synoden? Daar staat — wat de onderhavige kwestie betreft — in die Acta niets dat Tutgers in beginsel niet reeds wist uit Voetius die zelf dien strijd doorworsteld heeft en het bewuste “formulier” (waarop men zich dan ten onrechte beroept) mee gemaakt heeft. En dat Formulier zegt, please, sluit daar toch niet moedwillig het oog voor, zegt dat de gemeente het doet. De afzetting is geen besluit der synode, trouwens er worden niet eens namen van plaatsen genoemd, het formulier staat dan ook niet in de Acta, maar in de bijlage, is als een hulp opgesteld voor de gemeenten, bijgestaan door synodale of classicale deputaten. Al dat de synode deputaten aanwees, om met dit formulier rond te gaan, het formulier zegt, dat de gemeente het deed, op dien morgen, als dit formulier in die gemeentevergadering voorgelezen werd. Dan worden ze afgezet: “MITS DEZEN”. Zooals Voetius later ook in zijn Pol. Ecc. verklaart, als naar Geref. kerkrecht de eenige weg. De gemeenten doen het. Wie aanstelt die stelt af. Die weg toen gevolgd om zulke gemeentevergaderingen met behulp van de overheid saam te roepen, is voor ons toegesloten. Voor. ons is geen andere weg open dan de gemeente, die niet met een onwilligen kerkeraad meegaat, saam te roepen en daar, in de gemeentevergadering van de getrouw geblevenen de afzetting te laten doen. Hetzij met uitgedrukten woorde of verklaring, of stilzwijgend met verkiezing van nieuwe ambtsdragers. Met deputaten van synode, of classe, of van aangewezen kerkeraden, als de gemeente helpend, er bij.

|73|

kunt ge op geen onzekeren grond doen. De kerken der reformatie van de 19e eeuw zijn terug gekeerd tot de Dordtsche Kerkenorde. Ze zijn door vrije toestemming overeengekomen zoo te handelen in kun kerkelijk leven als daarin aangegeven staat. Zoo ook tegenover elkander te handelen. Al wat daar buiten ligt is willekeur tegenover elkander. En indien het tegen Gods Woord ingaat, revolutie tegen den Koning der kerk. Men mag dus niet anders dan met de uiterste voorzichtigheid in dezen handelen. En wel goed verzekerd zijn dat het duidelijk in de kerkenorde aangegeven staat. 1) En dan meenen we aangetoond te hebben, dat het er niet in staat. Meer, dat zulk een handeling tegen de kerkenorde ingaat.

En het eenvoudige feit, dat de twee professoren die jaren en jaren de kerkenorde uitgelegd en onderwezen hebben, de een aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en de ander aan de Theol. School te Kampen, dat beiden, met uitgedrukten woorde, tot kort voor de synode te Assen verklaarden, dat zij oordeelden, dat zulk een afzetting naar Geref. kerkrecht niet geschieden kon, wat toch wel zeggen wil, dat zij er geen grond voor in de kerkenorde vinden konden, — zegt hier genoeg. Het zegt, dat de zaak in geen geval klaar en duidelijk in de kerkenorde staat. Ook niet bij implicatie er uit kan afgeleid worden. Want die broeders hebben toch in deze 25 jaren van hun onderwijs de kerkenorde nauwkeurig bestudeerd. En tot voor kort zeiden zij: Zulk een afzetting kan niet geschieden. En zóó zeiden opzettelijke studies van de Kerkenorde, door hen hartelijk aanbevolen.

Het verband is foederatief. Zeker, er is een dure zedelijke verplichting tot aansluiting en tot samenwerking, en het is een foederatie welke een geestelijken achtergrond heeft, die tot aansluiting roept en noopt, maar toch het kerkverband berust op vrijwillige toetreding en samenwerking. Men kan er in en ook weer uit. En juist omdat het op vrijwillige toetreding en samenwerking berust, verbreekt een kerkeraad die blijft volharden in zijn weigering om


1) Men kan er zich niet afmaken met te zeggen, in de kerkenorde zijn alleen de gewone zaken vermeld, niet de buitengewone. Dat een heele kerkeraad zich verzet is iets buitengewoons. (“Afzetting van zeven kerkeraadsleden te Sioux Center”, p. 21). Daartegen kunt ge opmerken, dat als een of twee kerkeraadsleden afgezet moeten worden is dit ook, gelukkig, iets buitengewoons. En toch staan daar regelingen voor in de kerkenorde. Bovendien waren de gevallen van verzet van een ganschen kerkeraad in den tijd der Dordtsche Synode niet zoo buitengewoon. Maar talrijk. Hoevele gevallen in de twisten reeds voor de synode?

|74|

zich aan een besluit te onderwerpen, en die in deze zijn weigering niet gedragen wordt door de andere kerken, ipso facto het kerkverband. En tegen zulk een kerk of kerkeraad hebben de andere kerken ten slotte geen ander middel dan haar of hem buiten het verband te sluiten. Dat is de lijn reeds door Marnix vermeld. En naderhand gedurig bepleit en in beoefening gebracht.

Ook hebben we gezien, dat de bewering als zouden de vaderen zoo iets gedaan hebben, namelijk in meerdere kerkelijke vergaderingen kerkeraden afgezet hebben, op een misverstand berust. Ge kunt uit de synodale Acta niet één voorbeeld noemen waar de vaderen in meerdere vergadering besloten daar en daar den herberaad, die en die ouderlingen en die en die diakenen, af te zetten. Zooals de Synode te Assen deed.

En al zoudt ge iets bunnen aanhalen wat er van verre mee overeen schijnt te komen, dan bewijst dit nog niet dat de meerdere vergaderingen er de bevoegdheid toe hadden. Deze hebben zich wel eens meer vergrepen aan de rechten der plaatselijke kerk, zegt Voetius. 1) Maar we ontkennen ook dat er een voorbeeld is dat met het besluit van Assen overeenkomt.

Integendeel in het zoo menig maal aangehaalde “formulier tot afzetting van kerkeraden” lieten de vaderen het aan de gemeenten over om zulks te doen. De synoden mochten helpen en leiding geven, maar de gemeenten deden het. In gemeentevergadering. Daar kwam het “mits dezen” tot zijn recht.

Het is waar, die lijn is niet altijd even helder. Ook de vaderen waren kinderen huns tijds en ge zult bij hen ook in het kerkelijke leven opvattingen en praktijken vinden die wij nu niet meer zoo doen. Denk b.v. aan het ambt der Chr. overheid zooals zij dit zich voorstelden tot bescherming van den waren godsdienst en bestrijding der ketterijen. Zoo de gedachte dat er maar één erkende kerk op een plaats kon zijn, namelijk de Gereformeerde. Zoo ook was de vrije toestemming in het kerkelijke leven hun niet altijd even helder. Vooral niet toen de Gereformeerden de bovendrijvende partij geworden waren. Men excommuniceerde soms nog wie al lang de Geref. kerk verlaten had en zich bij een Roomsche of Doopersche kerk aangesloten had. Als de excommunicatie van Petrus Bertius, regent van het Staten College, die nadat de Remonstranten den strijd


1) Lohman-Rutgers, a.w. p. 33.

|75|

verloren hadden, naar Frankrijk ging, daar Roomsch werd en toen toch nog in Nederland geëxcommuniceerd werd, zooals Dr. Rutgers in zijn collegedictaat bij art. 77 verhaalt. En dat niet maar in een enkele uitdrukking, maar als een voorbeeld hoe men destijds nog geen begrip had van een opzeggen of bedanken voor zijn lidmaatschap. En blijkbaar ook weinig besef had, dat iemand die tot een andere kerk over was gegaan, met de daad met zijn eerste kerk gebroken had. Als het zoo met de leden was, wat wonder dat de gedachte van vrije toestemming tusschen de kerken onderling niet altijd even helder was. Zoo dat men wel eens te ver ging en zich vergreep aan de rechten der plaatselijke kerk.

In onzen tijd is er geen reden meer waarom die vrije toestemming, ook der kerken onderling, niet helder ons voor oogen zou moeten staan. Als een kerk met het kerkverband breken wal, hoe zondig die zaak ook is, als ze niet geschiedt naar den Woorde Gods, en hoe zeer men zulk een kerk daarover ook vermanen moet, men kan haar desniettegenstaande niet tegenhouden. En er is geen reden om bij zulk een kerk nog den kerkeraad af te gaan zetten. Zij staat er buiten. En wil zij zich in het kerkverband handhaven dan kan men baar de voorwaarden voorleggen, ja, opleggen, en voor de keus stellen: Zóó blijven of anders niet, anders moeten we u afsnijden van ons verband. Dat is ook tucht.

Dit beginsel van vrije toestemming doet aan het gezag der meerdere vergaderingen niets te kort. Maakt de kerken niet Independentistisch. Verre van dat. De kerken hebben in die vrije toestemming beloofd om alles voor vast en bondig te houden wat ze in meerdere vergaderingen besluiten, tenzij zulks strijden mocht tegen Gods Woord of de aangenomen kerkenorde. En in dat laatste liggen de lijnen voor wat ze in die vrije toestemming op zich genomen hebben en waaraan zij zich vrijwillig onderwerpen. Maar daar kan niet allerlei van gemaakt of ingelegd worden. In die laatste clausule ligt de “safeguard”, de beveiliging tegen willekeur en dwang.

We hebben in het voorgaande de vraag of naar Geref. kerkrecht, meerdere vergaderingen het recht hebben een kerkeraad af te zetten, alleen van de principieele zijde bezien. En zijn daarom niet ingegaan, en gaan nog niet in, op allerlei practische moeilijkheden die, zoo men de vraag toestemmend zou beantwoorden, zich op doen.

Ook van die zijde zou men de zaak kunnen bezien en zich wel mogen bedenken aleer men den voet op dit pad zet. Men komt toch

|76|

met het afzetten van kerkeraden door meerdere vergaderingen voor een wereld van moeilijkheden te staan, moeilijkheden waar wij als Gereformeerden geen oplossing voor hebben. Zoodat men gedwongen wordt hoe langer hoe verder op het hiërarchisch spoor door te gaan. B.v. om eenige moeilijkheden te noemen: Hebben de meerdere vergaderingen een lijst van al de kerkeraadsleden in de verschillende gemeenten? Een complete en wel bijgehoudene lijst? Toch noodig op dat standpunt. Het kan tot afzetten komen. En is de kerkeraad verplicht zulk een lijst te geven? En hoe, als hij hem niet geven wil? Dan maar afzetten? Maar wie? Bij de buren vragen? Of in de gemeente? Maar als die het ook niet zeggen willen? Of verkeerd zeggen? En hoe weet ge of iemand in een beslissende vergadering vóór of tegen gestemd heeft? En wie heel niet gestemd heeft? En staan ze allen gelijk? Tucht maakt toch onderscheid? En maar dadelijk afzetten, zonder bedenktijd of vermaning? En hoe met de classe? Hetzelfde zeggenschap heeft een synode over een classe. Als een classe zich verzet, wat dan? Buiten het verband zetten? Dat is ons standpunt, maar niet het uwe. Het uwe is: afzetten. Dan ook naar hetzelfde beginsel de classe afzetten. Hoe? Al de kerkeraden? Dus het drama vertiendubbeld. En de moeilijkheden vertiendublbeld. 1)

Bij onze methode is dat niet zoo. Daar handelt de kerk zelve en komen de getrouwen zelve voor den dag. En ieder die in zulk een kerk zich niet bij de getrouwen voegt, sluit zich zelven uit. Moet vermaand en ten slotte als het verband verbroken hebbende aangemerkt worden.

Ook zijn we niet ingegaan en gaan nog niet in op het weinig effectieve om als een als meerdere vergadering een kerkeraad af te


1) We behoeven hier niet bij te brengen de “afzetting” van de classe Sylvana (van de Wouden) in Friesland door de synode van Joure van 1599. Daar was een nieuwe classe georganiseerd, het harmonieerde niet, het was wanorde, vooral de predikanten schenen op die classe te twisten, de classe werd daarop te Joure weer ontbonden. De “dienaren” zouden zich weer vervoegen, “bij de naaste steden”, waaronder zij vroeger gehoord hadden. Later werd hun gezegd schuldbelijdenis bij de naburige classes te doen (waaronder ze weer behoorden) anders zouden ze worden afgezet. Als ze schuldbelijdenis deden en beterschap beloofden mochten ze weer classe houden. Dit “afzetten”, “roeyeeren” “teniete doen” en “casseeren” eener classe was zeker een tuchtoefening, maar men kan kwalijk zeggen dat deze de kerken der classe aanging. Of dat deze iets misdeden. De classe had ook zichzelf feitelijk al ontbonden, was niet meer vertegenwoordigd op de synode. Al wat dit is is een mislukte classe formatie. (Reitsma en van Veen, a.w. VI, p. 109-126).

|77|

willen zetten. Is het eigenlijk geen dwaasheid? Want als het er op aankomt zet ge eigenlijk niets en niemand af.

De mannen blijven dienen. Een predikant kunt ge nog naar den wijderen kring voor de uitoefening van zijn ambt afzetten voor zoover het kerkverband aangaat. Daar heeft afzetting door het kerkverband voor het kerkverband effect. Maar bij afzetting van de voor hun uitoefening strikt aan de plaats gebonden ambten heeft afzetting door het kerkverband geen effect. Daar doet de afzetting door het kerkverband niets. Het hangt daar per slot toch aan de gemeente. Hoe deze tegenover de “afgezetten” staat en doet. Het kerkverband kan de gemeente helpen en leiding geven, maar zelfs hij afzetting door de synode moet de gemeente, zal de afzetting eenig effect hebben, het toch doen. En terecht. Zij alleen heeft er bevoegdheid voor ontvangen. Als Voetius aantoonde.

Dat de kerk zichzelve reformeert is het groote kerkrechtelijke beginsel der reformatie, zoowel van die van de 16e eeuw als van die van de 19e eeuw. Het kerkverband kan haar daarin helpen, maar zij doet het. Zij reformeert zich, zij werpt vreemde of bedorven en bedervende machten van zich. Zij zet mitsdien een kerkeraad af. Daarom behoudt ze haar identiteit. Zij zet af en niemand anders. Zoo we dat beginsel loslaten komen we op een andere lijn. Op de Roomsche. Of de collegialistische. Dan hadden de mannen der Haagsche synode met hun afzettingen, zoover het formeele aangaat, gelijk.

Nederlandsche broeders, verandert de woorden van uw besluit te Assen genomen. Bewaart er ons voor, dat we moeten zien het schouwspel, dat helaas, meer gezien is. Namelijk, dat als men de onderliggende partij is men roept van “tirannie” en protesteert, en dat als men op het kussen zit men dezelfde methoden gebruikt.

Ja maar, zegt ge misschien, de kerken van ’34 en ’86 wilden het verband verbreken en men wilde haar niet laten gaan. Met uw welnemen, die kerken wilden, althans in 1886, evengoed het oude kerkverband handhaven en in het verband blijven als eenige andere kerk. Zij wilden de voortzetting zijn van de oude kerken en haar verband dat van het oude verband. Niets minder dan dat.

Bij alle waardeering welke we hebben voor uwen ijver voor de waarheid, het zij nog eens gezegd, een waardeering waarin we voor niemand onder doen, zijn we er innig van overtuigd, dat gij met uw

|78|

besluit tot afzetting van een of meer kerkeraden — hoe verdiend het ook moge zijn — op een verkeerd spoor gegaan zijt.

Het doel heiligt de middelen niet.

Ge kunt een kerk of kerkeraad, als niets anders helpt, excommuniceeren, buiten het verband zetten, maar tast niet aan de instellingen welke God haar gaf. Berooft haar niet. Want het kerkverband heeft geen beroovende (privatieve) macht.

Wat de meerdere vergaderingen betreft is het: uitzetten en niet afzetten.

Uitzetten en niet afzetten. Is dat nu zoo’n groot verschil? Zoo vraagt misschien een eenvoudige lezer. Moet daar nu al die drukte en strijd over zijn? Mijn broeder, het komt in de waarheid soms op een enkel woord, neen, op een enkele letter aan. Ge kent het verschil tusschen het: Uitverkoren tot het geloof, of uitverkoren om het geloof. Met het eerste zijt ge Gereformeerd, met het tweede Remonstrant. En als ge van onzen Heiland belijdt dat Hij is “homoousios” met den Vader of dat ge zegt dat Hij is “homoiousios” maakte van de oude Christen tijden af aan het verschil of ge den Heiland eens wezens met den Vader belijdt te zijn, gelijk met God, dan wel gelijkvormig met God, dat is niet God, zegt te zijn. Met het eene hebt ge de zuivere belijdenis van Christus, met het tweede rukt ge Hem de kroon van het hoofd en zijt ge geen orthodoxe maar een moderne, die Jezus’ godheid loochent. Het scheelt maar één letter. De kleinste nog wel.

En precies zoo komt het er ook hier op aan. Ge kunt een plaatselijke kerk te hulp komen zooveel als ge wilt, ge kunt besluiten dat een kerkeraad “waardig is afgezet te worden”, of “behoort afgezet te worden” en gij zijt nog binnen de lijn, maar één stap verder en “zet af” als meerdere vergadering, en, het is onze stellig overtuiging, gij zijt buiten de lijn. Zij, de kerk, moet bet doen, zij moet zich reformeeren, zij heeft er in het ambt aller geloovigen de middelen voor ontvangen en de roeping, de tucht is haar gegeven, zoolang er nog een kern in haar over is. De tucht is aan de gemeente gegeven, en zij oefent die uit. Zeker, door haar organen, maar als die weigeren, ook tegenover en over de ambtsdragers.

Maar, zal iemand zeggen, is het ook niet een helpen van een kerk door een onwilligen kerkeraad af te zetten? Denk eens een uwer buren was overrompeld door een vijandige macht, was het niet uw plicht hem te helpen om van onder die vijandige macht uit te

|79|

komen, of wanneer die in zijn huis ware die macht er uit te drijven? Zoo nu ook is het niet een betamelijk, ja een geboden helpen van een zuster kerk om een onwilligen kerkeraad weg te drijven? Dat zoudt gij kunnen doen indien gij overheid over haar waart, of geweld hadt ontvangen, maar gij zijt geen overheid over haar en hebt geen geweld ontvangen. Wat gij doen kunt is zulk een benauwde en verdrukte onder het geweld uit halen en die verkeerde macht uit uw kring uit sluiten. Al is uw bedoeling goed, gij zult ook Gereformeerd in uw methode zijn. En de gemeente de afzetting laten doen. Help de gemeente daarin, wijs genabuurde kerken, of commissies van het kerkverband aan, die haar, of het getrouwe deel in haar, bijstaan, hetzij in formeele afzetting, of in stilzwijgende afzetting, met verkiezing van nieuwe ambtsdragers, maar niet gij, doch zij, en zij alleen, doet de afzetting.

Dit is — wij zijn er diep van overtuigd — de lijn welke de Gereformeerden — misschien niet altijd even klaar in de hitte van den strijd — toch in hun kalme en beste oogenblikken voor oogen gehad hebben. Ze flikkerde bij alles en onder alles tot nog toe steeds door.

Het doet ons diepe smart als die lijn nu verlaten is. En nog meer als de Nederlandsche kerken zich op het ingeslagen spoor zouden voortbegeven en zich vast zouden zetten in de nu gekozen houding.

Een houding waardoor de zelfstandigheid der plaatselijke kerk in het kerkverband aangetast wordt.

De positie van den kerkeraad ondergeschikt gemaakt wordt.

De macht der meerdere vergaderingen veranderd en overdreven wordt.

En daarom waarschuwen wij.

Zoowel om de zaak zelf. Als om de gevolgen.

Want als dit afzetten als Assen deed kan, dan kan er meer geschieden.

En moet er meer volgen.

Dan hebben we een verkeerd beginsel binnengeloodsd.

En beginselen werken door.

En nu moge men misschien dit getuigenis zoeken te smoren — het is niet gemakkelijk van een eenmaal ingeslagen pad terug te keeren — maar de tijd zal ons gelijk geven.

Als men tot kalmer nadenken zal gekomen zijn.

Of als er een nieuwe ontwaking van het Gereformeerde leven komen zal.