Voorberg, P.L.

Herordening van ambtelijke structuren?

Genre: Bladartikel

|449|

Herordening van ambtelijke structuren?

 

Ds. H. ten Brinke diende ons met een heldere analyse van het rapport van een commissie van de NGK over vrouwelijke ouderlingen en predikanten. Aan het slot van het derde artikel komt hij met gedachten over herstructurering van de ambtelijke diensten in onze kerken. Hoewel ik veel waardering heb voor de geestelijke lenigheid die uit deze bijdrage spreekt, heb ik er toch ook een paar vragen bij die in een voortgaande gedachtewisseling wellicht mee genomen kunnen worden.

 

Zijn gedachte is als volgt: onder een kleine groep broeders die leiding geven aan het geheel ziet collega Ten Brinke allerlei taakgroepen functioneren, waarbinnen mannen en vrouwen gezamenlijk elkaar aanvullend optreden.
- “Vrouwen brengen dan, net zoals nu de mannelijke ouderlingen pastorale bezoeken.
- Vrouwen kunnen dan, net als nu de mannelijke ambtsdrager-predikant, preken.
- Vrouwen kunnen dan, net zo goed als mannen, leidinggeven aan zo’n taakgroep”.

Een paar vragen hierbij:

1. In het slot van 1 Tim. 2 wordt gezegd dat een vrouw zich rustig in alle onderdanigheid moet laten onderrichten, en dat het niet toegestaan is dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft. En dit wordt gemotiveerd vanuit de scheppingsvolgorde. Dit schriftgedeelte is door ds. Ten Brinke zelf regelmatig ter sprake gebracht. Als je dan de vrouw ruimte wilt geven “net zoals nu de mannelijke ouderlingen pastorale bezoeken” te brengen, moet je je toch eerst met dit gedeelte confronteren? De pastorale bezoeken van de ouderlingen beogen toch geestelijke leiding te geven? Ze komen toch als pastores, herders, en dat is, als ik 1 Tim. 2 goed begrijp, géén taak voor onze zusters. Die zijn op vele andere plaatsen inzetbaar, gelukkig. Het kan zijn dat collega Ten Brinke met pastoraat doelt op het z.g. onderlinge pastoraat, maar dan had hij niet moeten schrijven: “net zoals nu de mannelijke ouderlingen”. Voor het onderlinge pastoraat in de gemeente hebben vele zusters legio kwaliteiten, waar we gelukkig in vele gemeenten dankbaar gebruik van maken, maar het pastoraat “net zoals nu de mannelijke ouderlingen” is een kwestie van (geestelijk) leiding geven en dat komt naar 1 Tim. 2 niet aan de zusters toe, lijkt mij.

2. Ook de gedachte dat de zusters een taak krijgen in de prediking, net zoals nu de predikanten, komt m.i. in strijd met 1 Tim. 2, omdat prediking het met gezag bedienen/verkondigen van Gods Woord inhoudt, om met Paulus te spreken: “onderricht geven”. En ook dat is niet iets wat door de Here op het bord van onze zusters is gelegd. Het wordt haar uitdrukkelijk verboden. Dan moeten ook wij het maar niet op haar bord leggen, dacht ik zo. Dat zusters de Schrift kunnen uitleggen en daarbij belangrijke bijdragen leveren is volstrekt buiten kijf. Maar de ambtelijke bediening van het Woord (preken) is een andere zaak

3. Ook de derde taak die ds. Ten Brinke de zusters zou willen toebedelen roept bij mij een vraag op, zeker in het kader waarin hij deze opmerking maakt. Op zichzelf kan het wel goed zijn dat zusters “net zo goed als mannen, leiding geven aan zo’n taakgroep”. Maar nu net het ambtelijke pastoraat en de ambtelijke bediening van Woord door ds. Ten Brinke aan de zusters is toevertrouwd, roept dit laatste bij mij ook een vraag op. Hoe combineert hij die taakopdracht met het gegevene van 1 Tim. 2?

Deze vragen zijn bedoeld om scherper in beeld te krijgen hoe eventueel de ambtelijke structuren in de kerken geherordend zouden kunnen worden. Op zichzelf is daar niets mis mee, maar we moeten wel de relevante Schriftgegevens zorgvuldig verdisconteren, en daar heb ik dus een paar vragen bij. Uiteraard is mij ook wel bekend dat het woord ‘preken’ aan enorme uitholling bloot staat. Iedereen die op wat voor samenkomst ook iets religieus te berde brengt, wordt in vele kringen aangeduid als iemand die preekt. Die term wordt daar in volle ernst aan verbonden. Iets dergelijks gebeurt ook met het woord pastoraat. Onderlinge zielszorg van brs. en zrs. heet onderling pastoraat, terwijl in dat woord het woord ‘pastor’ meeklinkt: ambtelijke, herderlijke zorg, zoals ‘preken’ de ambtelijke verkondiging van het Woord is, onder autorisatie van een kerkenraad. Ik ga er niet vanuit dat in de zorgvuldig afgewogen artikelen van ds. Ten Brinke hij met de devaluatie van deze woorden is meegegaan.