Artikel 47

 

Kerkenordening 1905/1933

Artikel LXXXVI

In middelmatige dingen zal men de buitenlandsche kerken niet verwerpen, die een ander gebruik hebben dan wij.

 

Deputatenrapport 1974

Artikel 50. Verhouding tot buitenlandse kerken
1. De verhouding tot kerken in het buitenland wordt geregeld door de generale synode.
2. Met de kerken van gereformeerde belijdenis in het buitenland zal, door middel van correspondentie, zoveel mogelijk christelijke gemeenschap geoefend worden.
3. Op ondergeschikte punten mogen de buitenlandse kerken niet veroordeeld worden.
Toelichting:
1. Dit artikel komt in de plaats van art. 51 (oud)
2. Het eerste lid stelt in het algemeen dat de relatie tot de buitenlandse kerken een zaak van de Nederlandse Gereformeerde Kerken gemeenschappelijk is. Het tweede lid heeft bijzonder betrekking op 'zusterkerken' in het buitenland.
Nadruk is gelegd op haar belijdenis. Daarin zijn ook de uitgangspunten voor haar kerkorde te vinden.
3. Het derde lid is een omwerking van art. 86 (oud). Het woord 'middelmatig' heeft plaats gemaakt voor 'ondergeschikt', daar het associaties kan oproepen aan de adiaphora in de ethiek.

 

Commissierapport 1975

Cn heeft bezwaar tegen wat depp. voorstellen. Lid 1 en 2 kunnen de indruk wekken, dat het hier gaat over twee zaken, nl. a. de verhouding tot kerken in het buitenland en b. de correspondentie met kerken van gereformeerde belijdenis in het buitenland. Het eerste zou een vorm van contactoefening kunnen inhouden met kerken, waarvan nog niet vaststaat dat ze van gereformeerde belijdenis zijn. Of depp. dit  bedoelen of niet, het zou in de toekomst tot een vreemde uitleg aanleiding kunnen geven. Namelijk dat er twee soorten correspondentie zijn: een ruimere en een beperkte. Cn stelt daarom voor: "De verhouding tot kerken van Gereformeerde belijdenis in het buitenland wordt geregeld door de generale synode. Bij de oefening van christelijke gemeenschap met deze kerken zullen zijn op ondergeschikte punten niet mogen worden veroordeeld".
FH vraagt of onder  "van gereformeerde belijdenis" ook de Presbyteriaanse Kerk van Zuid-Korea en evt. soortgelijke kerken vallen. Zij voelen verschil tussen gereformeerd en presbyteriaans en vragen om "reformatorisch" hier niet de betere term is.
KRHW acht de formulering "van gereformeerde belijdenis" te vaag en te ruim. Hij wil dit aangevuld zien met wat gs Amsterdam 1936 bepaalde t.a.v. het aangaan van kerkelijke correspondentie, in deze vorm: "… de kerken van gereformeerde belijdenis, die ook deze belijdenis niet slechts officiëel aanvaard hebben, maar ook metterdaad handhaven".
KRA heeft bezwaar tegen lid 3 en de toelichting daarop. Bij de "middelmatige dingen" van art. 86 (oud) werd duidelijk gedacht aan de kerkelijke praktijk, want dit art. sprak in het slot over "een ander gebruik", met name bij de eredienst (ritus). Associaties met de adiaphora in de ethiek waren daardoor uitgesloten.
In het voorstel van depp. blijft het een open vraag, wat met "ondergeschikte punten" bedoeld kan worden. Kent bijv. de belijdenis "ondergeschikte punten"? Voorgesteld wordt: "Op ondergeschikte punten in de kerkelijke praktijk …".
Naar de toelichting van depp. moet in lid 1 uitkomen, dat het hier een gemeenschappelijke zaak van de kerken betreft. Toegestemd moet worden, dat een ander accent in lid 1 mogelijk is. De opeenvolging van "kerken"(lid 1) en "kerken van gereformeerde belijdenis" (lid 2) kan doen vragen naar een lid 3, waar logischerwijze over "kerken van andere belijdenis" zou worden gehandeld. Ook de gedachte aan twee zaken (Cn) zou verdedigd kunnen worden. Het lijkt uw comm. goed mogelijk, om deze misverstanden te ondervangen. In het voorstel-Cn verdwijnt de correspondentie, wat de comm. een verlies vindt met de suggestie van FH gaat de comm. niet mee. De term "reformatorisch" wordt teveel gestempeld door het gebruik van hen, die juist het stuk van de kerk in de mist laten. De wens van KRHW mag niet gebagatelliseerd worden, gezien het gewicht dat de gs Amsterdam 1936 gehecht heeft aan een andere stipulatie t.a.v. het werkelijk gereformeerd zijn van corresponderende kerken (zie F. L. Bos, p. 338 v.). Aan de kritiek van KRA is moeilijk te ontkomen. Uitleg van wat "ondergeschikte punten" kunnen zijn, zal telkens gevraagd worden, en ook ongevraagd gegeven kunnen worden. De aanvulling "inde kerkelijke praktijk" komt dicht bij de omschrijving, die F. L. Bos (p. 338) geeft van middelmatige dingen: ordebepalingen, die geen doel hebben in zichzelf, in onderscheiding met conscientiebindende, op zichzelf noodzakelijke stukken, welke direct op Gods Woord moeten zijn gegrond. De comm. wil met een aanvulling in deze zin meegaan. Bedacht moet worden, dat deze bepaling niet inhoudt, dat buitenlandse kerken op niet-ondergeschikte punten aanstonds moeten worden veroordeeld. De regeling van Amsterdam 1936 (Acta art. 122) heeft vier punten ( F. L. Bos, t.a.p., vgl. H. Bouma, p. 147).
Zo komt uw comm. tot het volgende voorstel van wijziging:

Artikel 54.
1. Over het aangaan van kerkelijke correspondentie met kerken in het buitenland zal de generale synode beslissen.
2. Met kerken in het buitenland, die metterdaad de gereformeerde handhaven, zal door middel van deze correspondentie zoveel mogelijk christelijke gemeenschap onderhouden worden.
3. Op ondergeschikte punten van kerkorde en kerkelijke praktijk zullen buitenlandse kerken niet veroordeeld worden.

 

Synodebehandeling 1975

Inzake artikel 50 van de deputaten en 54 van de commissie over de correspondentie met kerken in het buitenland, wordt door de synode met twee stemmen tegen het door de commissie voorgestelde aanvaard, nadat het tweede lid gewijzigd is.

51. 1. Over het aangaan van kerkelijke correspondentie met kerken in het buitenland zal de generale synode beslissen.
2. Met de kerken van gereformeerde belijdenis in het buitenland zal, door middel van deze correspondentie, zoveel mogelijk christelijke gemeenschap geoefend worden.
(86) 3. Op ondergeschikte punten van kerkorde en kerkelijke praktijk zullen buitenlandse kerken niet veroordeeld worden.

 

Deputatenrapport 1976

Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.

 

Deputatenrapport 1977

53. Artikel 51 (acta)

TM. Bij de taalkundige behandeling bleek het wenselijk, de term 'kerkelijke correspondentie' in dit artikel niet te gebruiken. Deze term is voor onszelf en voor enkele buitenlandse kerken wel verstaanbaar. Het is echter de ervaring van enkele deputaten dat ze bij contact met anderstaligen misverstand wekt. Wijzelf verbinden er zware associaties aan: dit is het meest verstrekkende, waartoe de kerken in relatie met buitenlandse kerken kunnen komen. Bij de buitenlanders wekt het de indruk van iets waartoe heel gemakkelijk kan worden besloten, zoiets als briefwisseling. Depp. stellen daarom voor in de Kerkorde te spreken van de relatie met kerken in het buitenland. De generale regelingen die zijn vastgesteld voor het oefenen van kerkelijke gemeenschap met buitenlandse kerken, bepalen dan nader de inhoud van gelegde of nog te leggen relaties.

Voorstel:
Over de relaties met kerken in het buitenland beslist de generale synode. Met kerken van gereformeerde belijdenis in het buitenland zal, zoveel mogelijk, kerkelijke gemeenschap geoefend worden.
Op ondergeschikte punten van kerkorde en kerkelijke praktijk zullen buitenlandse kerken niet veroordeeld worden.

 

Commissierapport 1978

Art. 47.
Het oude art. 86 werd door depp. in logisch verband naar deze plaats overgebracht, zo meent uw commissie. Het gaat hier immers over het generaal-synodale werk.
Een kerkeraad stelt voor de volgorde der artikelen in dit gedeelte van de K. O. aldus te wijzigen: 46-47-49-48. Uw commissie meent daarentegen dat de volgorde van depp. is te verkiezen.
Het is een goede zaak de door meerdere vergaderingen benoemde depp. eerst aan het eind te noemen.

Uit de bijlage:

47.
Een kerkeraad stelt voor het woord 'relatie' te vervangen door 'verhouding'. Taalkundig heeft het woord 'relatie' meer inhoud van 'verhouding'.

 

Synodebehandeling 1978

Dit artikel wordt conform het concept van deputaten aanvaard.

 

Kerkorde 1978

Artikel 47
Relatie met buitenlandse kerken
Over de relatie met kerken in het buitenland beslist de generale synode.
Met kerken van gereformeerde belijdenis in het buitenland zal, zoveel mogelijk, kerkelijke gemeenschap geoefend worden.
Op ondergeschikte punten van kerkorde en kerkelijke praktijk zullen buitenlandse kerken niet veroordeeld worden.