Artikel 30

 

Kerkenordening 1905/1933

Artikel XXX.
In deze samenkomsten zullen geene andere dan kerkelijke zaken, en dezelve op kerkelijke wijze, verhandeld worden. In meerdere vergaderingen zal men niet handelen, dan ’t gene dat in mindere niet heeft afgehandeld kunnen worden, of dat tot de kerken der meerdere vergadering in ’t gemeen behoort.

 

Deputatenrapport 1974

Artikel 30.
Agendum en werkwijze van de vergaderingen:
1. In deze vergaderingen zullen geen andere dan kerkelijke zaken, en dezelve op kerkelijke wijze, verhandeld worden.
2. In meerdere vergaderingen zal men niet handelen, dan ’t gene dat in mindere niet heeft afgehandeld kunnen worden, of dat tot de kerken der meerdere vergadering in het gemeen behoort.

Toelichting:
1. Dit artikel bevat duidelijk twee leden, te onderscheiden in twee alinea’s.
2. Het tweede lid is onveranderd gebleven. Er is niets bepaald ten aanzien van de vraag of zending in geval van samenwerking tot het agendum van een meerdere vergadering behoort. Zie verder art.51.

 

Commissierapport 1975

30 en 31.
Cn wil de onderdelen herverdelen. Het eerste lid van art.30 handelt over het agendum van alle vergaderingen, incl. de kerkeraad; het tweede alleen over dat van de meerdere vergaderingen. Ter illustratie volgt hier zijn opstelling van de inhoud van art.30 en 31 (oud):
“Artikel 30.
In deze vergaderingen zullen geen andere dan kerkelijke zaken, en dezelve op kerkelijke wijze, verhandeld worden.
Artikel 31.
’t Gene dat in de kerkelijke vergaderingen door de meeste stemmen goedgevonden is, zal voor vast en bondig gehouden worden. Tenzij dat het bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods, of tegen de artikelen in deze kerkelijke regeling.
Artikel 32.
In meerdere vergaderingen zal men niet handelen dan ’t gene dat in mindere vergaderingen niet heeft afgehandeld kunnen worden of waarover men zich op haar beroept tegen enige uitspraak der mindere vergadering, alsook dat tot de kerken der meerder vergadering in het gemeen behoort”.
CIA wil de inhoud van art.30 en 31 (oud) over meer artikelen verdelen, 30.1, 31.2, 30.2, 31.1; en aan 31.1 beperkingen toevoegen inzake het recht van appel, zoals vermeld in het Rapport Werkwijze van de generale synoden, par.4.1.
T.a.v. art.31 wenst PSU studie over “het onbeperkt appelrecht”. KR Berkel en Rodenrijs vraagt of geen bepalingen moeten worden opgenomen inzake appel (recht) en revisie, en voor de interimsituatie tijdens appel.
KRH wil de bepaling van Sneek 1939 niet als aanhangsel opgenomen zien: let op het jaartal! Vermaning en bestraffing komen de synode niet toe.
FH vragen of de kerkelijke besluiten behalve met de KO niet ook in overeenstemming moeten zijn met uitspraken en besluiten (resp. sententies en decreten) van generale synoden.
Depp. hebben over de vragen rond art.31 breedvoerig gesproken en kwamen tot de conclusie “dat elke poging tot nadere regeling vragen opriep, die tot nog bredere omschrijving zouden nopen”. Uw comm. kan zich de moeiten enigszins indenken en meent, dat de conclusie als juist te aanvaarden is.
Over de toelichting van depp. ad art.31 punt 3 merkt de comm. op, dat indien er duidelijk reden is om te streven naar verandering in de KO, deze verandering door depp. moest zijn voorgesteld. Waarschijnlijk denken depp. echter aan een verandering van mentaliteit bij aspirant-appellanten; daarin kan de commissie hen bijvallen.
De toelichting ad art.30 punt 1 en ad art.31 punt 2 bevat uitsluitend enige mededelingen omtrent datgene, wat ieder kan zien. Een argument voor of tegen een andere indeling van de materie ontbreekt.
De opstelling van Cn doet prettig aan, is overzichtelijk en logisch, daarin dat de indruk wordt weggenomen als zou de geldigheid van de besluiten der meerder vergaderingen alleen voor appèlzaken geregeld worden. Maar het grote bezwaar is, dat het recht van appèl en de reden van appèl (verongelijkt zijn) voortaan als bekend verondersteld zouden worden. Zover wil de comm. toch niet gaan.
De herindeling van CIA heeft dit laatste bezwaar niet. Wel is het een bezwaar, dat deze opstelling vraagt om gepreciseerde beperkingen van het appèlrecht, waarvoor uw comm. geen goede mogelijkheid ziet.
Uw comm. meent, dat art.30 een eenheid is, doordat beide leden spreken over het agendum van de kerkelijke vergaderingen.
Verder, dat art.31 niet uiteengerukt moet worden: het begin heeft de mogelijkheid van appèl, het slot zegt aan welke voorwaarde een appèl moet voet voldoen.
De vraag om bepalingen inzake revisie wordt beantwoord door de conclusie van depp. ad art.31 punt 5. De mogelijkheid van revisie blijkt in art.34 (oud 46). Ook daar zal het niet mogelijk zijn in bondige bepalingen vast te leggen, in welke gevallen revisie verzocht mag worden en aan welke eisen een revisieverzoek moet voldoen. Art.34 betekent wel het antwoord op de vraag van FH: als er reeds synode-besluiten liggen over een zaak, dan kan een kerkelijk besluit daar niet zonder meer aan voorbij gaan. Te eisen, dat elk kerkelijk besluit met zulke reeds genomen synodebesluiten in overeenstemming moet zijn, gaat te ver: revisie van een gs-besluit kan nodig zijn.
Tenslotte: als depp. met hun toelichting ad art.30 punt 2 verwacht hebben, enige reactie uit te lokken, moet gemeld worden dat hierover niets is binnengekomen.

Artikel 30.
1. In deze vergaderingen zullen geen andere dan kerkelijke zaken, en dezelve op kerkelijke wijze, verhandeld worden.
2. In meerdere vergaderingen zal men niet handelen dan ’t gene dat in mindere niet heeft afgehandeld kunnen worden, of dat tot de kerken der meerdere vergadering in het gemeen behoort.

 

Synodebehandeling 1975

De synode stelt dit artikel direct na eerste lezing vast. Zij gaat uit van de tekst van de commissie.

Artikel 30.
1. In deze vergaderingen zullen geen andere dan kerkelijke zaken, en dezelve op kerkelijke wijze, verhandeld worden.
2. In meerdere vergaderingen zal men niet handelen dan ’t gene dat in mindere niet heeft afgehandeld kunnen worden, of dat tot de kerken der meerdere vergadering in het gemeen behoort.

 

Deputatenrapport 1976

Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.

 

Deputatenrapport 1977

32.Artikel 30 en 33 (acta)
TM.
1. Depp.combineren de behandeling van art.30 en 33 om redenen die hierna zullen blijken. De aanduiding TM betekent, dat depp. tijdens de taalkundige behandeling aanleiding vonden, ook t.a.v. de materie iets voor te stellen. In dit geval gaat het echter niet om een materiële verandering. Integendeel, depp. willen hier pleiten voor handhaving van een zinrijk element in de vigerende kerkorde, dat in de praktijk enigszins op de achtergrond is gekomen.
2. Over het vigerende art.30 als zodanig hoeft niet gesproken te worden. Het geeft aan, welke zaken op de kerkelijke vergaderingen in het algemeen (kerkelijke zaken) en op de meerdere vergaderingen in het bijzonder aan de orde mogen komen en hoe ze behandeld moeten worden (op kerkelijke wijze). Depp. wisselden alleen de elementen in het tweede lid: eerst de zaken die de kerken van een ressort gemeenschappelijk aangaan, en daarna de zaken die in de mindere vergadering niet konden worden afgehandeld. Eerst wordt nu het altijd voorkomende genoemd, daarna wat van de omstandigheden afhankelijk is.
3. Art. 30 bepaalt niet, door wiens toedoen of op welke wijze de bedoelde zaken aan de orde gesteld kunnen worden. Als het gaat over zaken, die op de mindere vergadering niet kunnen worden afgehandeld, zal het deze vergadering zijn die de zaak bij de op haar volgende meerdere vergadering aanhangig maakt. In geval van appèl zal het degene zijn, die uit Gods Woord of de kerkorde bezwaar aanvoert tegen een besluit van de mindere vergadering. Maar als het gaat over de zaken, die de kerken in een ressort gemeenschappelijk aangaan, is de procedure niet uit art.30 af te lezen. Heeft ieder kerklid het recht een dergelijke zaak bij de classis aan de orde te stellen? Kan elke kerkeraad zich in zo’n zaak tot een particuliere of generale synode wenden?
4. Het antwoord op deze vragen is te vinden in art.33 KO. Daar wordt bepaald, dat afgevaardigden naar de meerdere vergaderingen hun credentiebrieven en instructiën, beide door hun zenders ondertekend, mee moeten brengen. Alleen zij zullen keurstem hebben. Het is direct duidelijk, dat hier de wettige samenstelling van de meerdere vergaderingen wordt geregeld. De mindere vergaderingen stellen de meerdere samen door wettige afvaardiging. ‘Credentiebrieven zijn de bewijzen van wettige afvaardiging, die tevens het karakter der meerdere vergaderingen als samenkomsten van kerken aangeven’(Jansen p.153)
Niet direct duidelijk is, dat hier nog meer geregeld wordt. Maar art.33 bepaalt nog een tweede zaak, door naast de ondertekende credentiebrieven de ondertekende instructies vereist te stellen. ‘Reeds de synode te Embden, 1571, bepaalde dat de afgevaardigden naar de particuliere en generale “Brieven van haare zendinge, mitsgaders de puncten schriftelyk vervat, die zy voorstellen zullen”, moeten meebrengen. Twee stukken dus nl. een credentiebrief, want alleen die wettig afgevaardigd waren mochten zitting nemen, en een schriftelijke instructie inzake de punten van “de Leer, het Kerkregiment en byzondere zaaken”, die behandeld zouden worden, want niemand mocht eigener autoriteit allerlei punten aan de orde stellen’(Jansen p.151).
‘Een instructie (Latijn: litterae mandati, d.i. brieven van mandaat) is een lastbrief, die inhoudt wat de afgevaardigden op de vergadering hebben te behandelen. Het karakter van een instructie is een schriftelijke opdracht van de lastgevende kerk of kerken (classe, synode) aan hare afgevaardigden van hetgeen zij op de vergadering aan de orde stelt of stellen (onderstr. Van depp.).
Geen enkele afgevaardigde mag eigener autoriteit een of andere zaak aan de orde stellen. De lastbrieven moeten aangeven wat zij hebben te doen’(Jansen p.154).
5. Jansen legt in zijn toelichting alle nadruk hierop, dat de afgevaardigden niets uit eigen beweging aan de orde mogen stellen, maar dat zij een hun instructie gebonden zijn.
Tegelijk is hier echter duidelijk, hoe de zaken een wettige plaats krijgen op het agendum van de meerdere vergaderingen. Ze komen daar via de meegebrachte instructies van de zendende vergadering. Andere zaken mogen de afgevaardigden niet in behandeling nemen, met uitzondering uiteraard van de in art.31`geregelde mogelijkheid. Dit betekent dat niet alleen de wettige samenstelling, maar ook de wettige agendering van de meerdere vergaderingen geschiedt door de mindere. En wel zo, dat de kerkeraden het agendum bepalen voor de classis, de classes voor de particuliere synode en de particuliere voor de generale synode.
Depp. zijn van oordeel dat hier een principiëel element ligt van de behandelingsbevoegdheid van meerdere vergaderingen.
6. Een exacte naleving van art.33 ook in onze tijd zou inhouden, dat elke meerdere vergadering pas bij het verzamelen van de meegebrachte instructies zou weten, wat er op haar agendum kwam te staan.
Volgens de huishoudelijke regelingen van veel ressorten moeten thans ‘stukken voor het agendum’ geruime tijd voor de opening van een meerdere vergadering aan de roepende kerk worden toegezonden. Deze stelt een voorlopig agendum op en geeft daarvan kennis aan de kerken en mindere vergaderingen, die vervolgens de afvaardiging bepalen.
Deze werkwijze, die door snelle en accurate postverbindingen begunstigd wordt, heeft grote voordelen voor een verantwoorde voorbereiding van de meerdere vergaderingen. Depp. willen niet voorstellen, dat de kerken van deze praktische werkwijze moeten afzien. De kerkorde zelf maakt ook mogelijk, dat zaken die eenmaal wettig aan de orde zijn gesteld, van de ene classis of synode op de andere weer in behandeling komen via tussentijdse arbeid en rapportage van deputaten (art.49). Het is in veel gevallen van groot belang dat de kerken van te voren weten, welke zaken aan de orde komen en hoe erover gerapporteerd zal worden.
7. Naar het oordeel van depp. dient echter het principiële element, dat punten voor de meerdere vergaderingen wettig aan de orde komen door inzending vanuit de mindere vergadering bewaard te blijven (of die inzending nu gebeurt via de afgevaardigden dan wel via de posterijen en op een vroeger tijdstip).
Anders komt de behandelingsbevoegdheid van de meerdere vergaderingen, die nu nog door art.30 en 33 volledig omsloten wordt, maar een zijde open te staan. Het kan dan gebeuren dat een generale synode verplicht wordt een besluit te nemen dat alle kerken raakt, terwijl het voorstel daartoe door slechts een kerk of classis op haar agendum is geplaatst en in het bredere kerkverband (nog) geen weerklank heeft gevonden. De gehele kerkelijke samenleving kan door een zo tot stand gekomen besluit in beroering komen, zonder dat daarvoor enige noodzaak aanwezig is. Het kan zelfs gebeuren dat in een dergelijke materie de zaak in feite aan het rollen wordt gebracht door afgevaardigden. Depp. denken aan de heilloze gang van zaken ter synode van Amsterdam 1936, waar een verzoek van een classis het handvat werd voor enkele afgevaardigden een voorstel te doen waardoor de destijds zo genoemde leergeschillen in synodaal-kerkelijke behandeling kwamen. Dit leidde tot de beruchte leeruitspraken en tuchtmaatregelen, waarom de kerken via hun vergaderingen niet gevraagd hadden en die resulteerden in de noodzaak tot vrijmaking.
8. Als de kerken zich houden aan de orde volgens art.33, dan kunnen voorstellen tot verandering in zaken, die de kerken in het gemeen betreffen, de generale synode slechts bereiken via het toetsend en schiftelijk overleg in de mindere vergaderingen, classis en particuliere synode. Brengt een P.S. de zaak op de generale synode dan is er garantie van een goede en brede kerkelijke voorbereiding en blijkt ook, dat de zaak voldoende draaggrond heeft om de kerken van de andere ressorten te doen meewerken.
9. Depp. zijn van oordeel dat ook eventueel gewenste veranderingen in oude synodebesluiten onder deze regel vallen. Het is strikt genomen niet mogelijk dat een besluit uit bijv. 1933 over de kerkregering door een synode in 1981 veranderd wordt, op verzoek van een enkele kerk of classis. De kerkordelijke lijn in dezen blijkt duidelijk uit het verband tussen art.33 en art.46 K.O. ‘De instructiën der dingen, die in meerdere vergaderingen te behandelen zijn’(art.46) zijn geen andere dan die volgens art.33 aan de afgevaardigden worden meegegeven. Ze behoren door de mindere vergadering te worden opgesteld en art.46 zegt: niet voordat de besluiten van voorgaande synoden gelezen zijn, want wat eenmaal afgehandeld is moet niet opnieuw in behandeling komen, ‘tenzij dat men het achtte veranderd te moeten zijn’. Depp. onderstrepen het woordje ‘men’. Dit heeft een uiterst algemene klank. Maar het wordt in de oude K.O. dikwijls gebruikt, niet in de zin van ‘wie ook maar, iedereen’, maar als onpersoonlijke aanduiding van de bevoegde instantie, zij art.7,8,20,43,61 in de vigerende K.O. In art.46 is ‘men’ in de afgevaardigden, in casu de mindere vergadering. Dit is in de redactie van de g.s. Kampen reeds zichtbaar gemaakt door invoeging van de woorden: door de mindere vergaderingen.
10. Gelet op de tegenwoordig gevolgde manier om stukken voor het agendum in te zenden kan de tekst van art.33 niet zonder meer worden gehandhaafd.
De afgevaardigden brengen de instructies, in de zin van dit artikel, over het algemeen niet meer mee. Kerkordelijk blijft dit wel mogelijk, gezien art.46, en het gebruik van instructies voor classicale vergaderingen zoals dat in zwang is hoeft zeker niet te worden afgeschaft.
Maar datgene wat de bepaling van art.33 inhoudt voor de competentie van de meerdere worden gebracht. Depp. menen dat dit het best kan worden opgevangen, door dit element over te brengen naar art.30, aan het einde van het tweede lid. De voorgestelde bijzin, die begint met ‘mits de zaak’ slaat terug op de beide soorten zaken die in lid 2 genoemd worden.

Voorstel art.30:
Deze vergaderingen mogen alleen kerkelijke zaken behandelen en dat op kerkelijke wijze. Een meerdere vergadering mag slechts in behandeling nemen wat voor de kerken in haar ressort een gemeenschappelijke zaak is of wat in de mindere vergadering niet kon worden afgehandeld, mits de zaak door de mindere vergadering aan de orde is gesteld, behalve in gevallen van appèl naar art.31.

 

Commissierapport 1978

Art.30.
De tekst van art.30 door depp. voorgesteld, acht uw commissie aanvaardbaar. De wijziging van de oude tekst uitermate belangrijk. Uw commissie verwijst naar “bruin”, pag. 38-42. Uw commissie acht het verder een duidelijk gereformeerd principe, dat de agenda van de meerdere vergadering door de kerken van die vergadering wordt gevormd: “mits de zaak door de mindere vergadering aan de orde is gesteld”, en wel door middel van de in art.33 te noemen instructie. Een goede beveiliging tegen hiërarchische tendenzen.

 

Synodebehandeling 1978

In de bespreking van art.30 komt de vraag naar voren, of in het voorgestelde de arbeid van de meerdere vergaderingen niet te sterk wordt beperkt. Deputaten wijzen erop, dat de wettige agendering van de meerdere vergaderingen geschiedt door de mindere. Zij zijn van oordeel, dat hier een principieel element ligt van de behandelingsbevoegdheid van meerdere vergaderingen.
Na enige wijzigingen wordt art.30 aanvaard (zie echter artikel 208 van deze Acta).

Uit artikel 208 van de Acta:

Voorts stellen deputaten voor art.30 thans zo te lezen: ‘Deze vergaderingen mogen alleen kerkelijke zaken behandelen en dat op kerkelijke wijze.
Een meerdere vergadering mag slechts zaken in behandeling nemen die de kerken in haar ressort gemeenschappelijk aangaan of die in de mindere vergadering niet konden worden afgehandeld. Betreft het een nieuwe zaak die vanuit de kerken aan de orde wordt gesteld dan kan deze alleen in de weg van voorbereiding door de mindere vergadering op de agenda van de meerdere vergadering worden geplaatst’.
Nadat deputaten nog enige toelichting hebben gegeven, wordt art.30 aldus vastgesteld.

 

Kerkorde 1978

Artikel 30.
Bevoegdheid van de vergaderingen
Deze vergaderingen mogen alleen kerkelijke zaken behandelen en dat op kerkelijke wijze.
Een meerdere vergadering mag slechts zaken in behandeling nemen die de kerken in haar ressort gemeenschappelijk aangaan of die in de mindere vergadering niet konden worden afgehandeld.
Betreft het een nieuwe zaak die vanuit de kerken aan de orde wordt gesteld, dan kan deze alleen in de weg van voorbereiding door de mindere vergadering op de agenda van de meerdere vergadering worden geplaatst.