Artikel 2

 

Kerkenordening 1905/1933

Van de diensten.
Artikel II.
De diensten zijn vierderlei: der dienaren des Woords, der doctoren, der ouderlingen en der diakenen.

 

Deputatenrapport 1974

DE DIENSTEN
Aantal diensten
Artikel 2.
De volgende diensten zullen onderhouden worden: der dienaren des Woords, der ouderlingen, der diakenen, der missionaire dienaren des Woords en der hoogleraren.

Toelichting:
1. Aan de opsomming van art. 2 is de dienst van de missionaire dienaar des Woords toegevoegd, omdat in diverse opzichten deze dienst, voortvloeiende uit de opdracht aan de kerk tot zendingswerk, onderscheiden is van die welke de dienaren des Woords overeenkomstig art. 17 (nieuw) uitoefenen (roeping, aard, doel, gebied).
2. Deze toevoeging houdt ook verband met het weer opnemen van een regeling van het zendingswerk in de kerkorde. Zie verder de   artt. 26 (nieuw) en 51 (nieuw).
3. Aan de omschrijving 'missionaire dienaar des Woords' is voorkeur gegeven boven de benamingen 'evangelist' en 'zendeling', om niet-noodzakelijke discussie te voorkomen. De synode van Hattem hanteerde deze omschrijving in haar besluit betreffende het bevestigingsformulier. 
4. In de volgorde is voorrang gegeven aan de opsomming in art. 30 N.G.B. Omdat de kerkorde een ander karakter heeft als de belijdenis, behoeft uitbreiding van deze opsomming niet in strijd te komen met de belijdenis. De kerkorde regelt de praktijk op basis van de belijdenis. 
5. Art. 18 (oud) gebruikt naast het woord 'doctoren' de benaming 'professoren in de theologie'. Ter vermijding van eerstgenoemd woord, dat niet als wetenschappelijke titel is bedeeld, is thans het woord 'hoogleraar' gekozen.
6. De formulering van het begin is naar analogie van art. 29.


Commissierapport 1975

Art.2.
Depp. stellen voor het woord "doctoren. te vervangen door "hoogleraren, en als vijfde dienst toe te voegen die van de missionaire dienaren des Woords.
'In de volgorde is voorrang gegeven aan de opsomming in art.30 N.G.B. Omdat de kerkorde een ander karakter heeft als de belijdenis, behoeft uitbreiding van deze opsomming niet in strijd te komen met de belijdenis. De kerkorde regelt de praktijk op basis van de belijdenis" (Toelichting 4).
PSU wenst zo mogelijk een oplossing van het "probleem" van doctorenambt en missionaire dienaren des Woords.
ClA Is niet genegen het doctorenambt onder een andere naam te handhaven, omdat
a. het gereformeerde kerkrecht geen ambten kant, die niet in relatie staan tot een plaatselijke kerk, en
b. een hoogleraar wel in dienst van de kerken staat, doch in een wetenschappelijk ambt, en ook niet wordt bevestigd in een eredienst, doch in een academische samenkomst.
KrA verklaart zich tegen invoering van een "vijfde dienst" omdat de zendeling beschouwd ken worden als een dienaar des Woords met bijzonde- re opdracht. De ClA acht een afzonderlijk ambt van miss. d.d.W. onvol- doende gefundeerd.
Cn tenslotte meent, dat hier beslist aansluiting moet worden gezocht bij de H.Schrift, die duidelijk slechts drie blijvende ambten kent.

Depp. vinden hun meerdere ruimte derhalve in de "praktijk", die "op basis van de belijdenis" geregeld wordt. De opponenten voeren argumenten van meer principiële aard aan.
Het is jammer, dat depp. geen bredere motivering geven voor het handhaven van de "dienst" der doctoren of hoogleraren in art. 2. De Korte Verklaring van de K.O. van Joh. Jansen (1923) vraagt al meer dan veertig jaar "dat het doctorenambt uit Art. 2 K.O. geschrapt moet worden" (p.8). Jansens scherpe conclusie, dat art. 2 in zijn huidige vorm "in lijnrechten strijd met art. 30 der Geloofsbelijdenis" is, kan afgezwakt worden, zoals depp. doen. Desondanks acht uw commissie het door Jansen geleverde betoog sterk.
De Korte Verklaring van H.Meulink en I de Wolff zegt, dat de doctoren dienaren des Woords zijn, "geroepen tot een bijzondere werkzaamheid om de Schrift uit te leggen en de zuivere leer tegen de ketterijen voor te staan, niet op de kansel en in de gemeente, maar op de katheder en in de school". Wanneer daar motiverend op volgt: "Hun arbeid is niet als een bijzonder ambtswerk voorgeschreven in de Schrift, maar is wel naar de Schrift (Hand. 18: 24; 1 Tim. 4: 16; 1 Joh. 4: 1)”, dan is daarmee geen tegeninstantie gegeven tegenover Jansen. De vraag is niet of de arbeid die de hoogleraren is opgedragen naar de Schrift is, maar of hun ambt thuishoort in de opsomming van art. 2 KO. De stelling dat de doctoren dienaren des Woords zijn, gaat net iets te ver. Het is denkbaar dat een leerling van de Theol. Hogeschool benoemd wordt tot wetenschappelijk medewerker in een van de theologische vakken, en later voor het hoogleraarsambt wordt voorgedragen, zonder eerst dienaar des Woords te zijn geweest.
H.Bouwman heeft zich voorzichtiger uitgedrukt: "Het ambt van doctor ecclesiae is zeer verwant met dat van dienaar des Woords" (Gereformeerd Kerkrecht I 356). De plaats van het doctorenambt in art. 2 is daarmee echter niet gelegitimeerd, omdat ondanks alle verwantschap het onder- scheid blijft bestaan tussen de door de Heilige Schrift voorgeschreven ambten in de plaatselijke kerk en het door de kerken opgedragen ambt van hoogleraar.
Als depp. de 'hoogleraren' in art. 2 willen laten staan met behulp van het verzamelwoord "diensten" (als weergave van het neutrale latijnse "functio", verrichting), zoals Cn vermoedt, dan blijft toch het bezwaar, dat twee in hun aard verschillende categorieën onder één noemer worden gebracht. Op dit punt werkt het ook verwarrend, dat sommigen het woord 'dienst" in betekenis juist identiek achten met "ambt" (bv Bouwman I 328).
Bovendien lijkt de grens van de opsomming moeilijk te trekken, wanneer men in de praktijk voorkomende "diensten" (soms sterk verschillend, soms verwant) wil gaan opnoemen in art. 2. De voor het zendingswerk afgezonderde dienaar des Woords kan hier als voorbeeld dienen. Als de mogelijkheden van het voorgestelde art. 7 benut werden, zou de praktijk aanleiding kunnen geven om nog méér diensten in art. 2 op te nemen. Uw commissie is van oordeel dat helderheid en soberheid, en inderdaad aansluiting aan de H.Schrift (Cn) hier profijtelijk is; en dat de argumenten van Jansen, van ClA en van Cn voldoende aanleiding geven om in art. 2 de dienst der doctoren niet langer op te nemen, ook niet onder een andere naam. Het ambt van hoogleraren is op zijn plaats in het artikel over de opleiding tot de dienst des Woords.
Wat betreft de toevoeging van miss. d.d.W. is uw comm. van oordeel, dat dit ambt niet afzonderlijk in art. 2 moet worden vermeld. Uit de H.Schrift is daarvoor geen grond aangevoerd, en de profijtelijkheid van deze specificatie naar de praktijk is niet aangetoond. Opvallend is, dat depp. deze 'dienst' onderscheiden, niet alleen wat betreft doel en gebied, maar ook qua roeping en aard. De comm. komt hierop breder terug bij het voorgestelde art. 26.

DE AMBTEN.
Artikel 2.
De volgende ambten zullen onderhouden worden: der dienaren des Woords, der ouderlingen en der diakenen ().

 

Synodebehandeling 1975

In bespreking komt nu eerst artikel 2 naar de beide concepten. Deputaten noemen de volgende diensten: die der dienaren des Woords, der ouderlingen, der diakenen, der missionaire dienaren des Woords en der hoogleraren. De commissie spreekt in haar artikel 2 kerkorde van de volgende ambten: dat der dienaren des Woords, der ouderlingen en der diakenen.
Uit de vergadering wordt sterk bezwaar gemaakt tegen het feit, dat de commissie de diensten van de missionaire dienaren des Woords en van de hoogleraren geheel weglaat. Dit doet de winst van de strijd van de kerk om het eigen karakter van de opleiding tot de dienst des Woords, die allereerst toevertrouwd moet worden aan hen, die ook zelf dienaren des Woords zijn (verg. 2 Timotheus 2 : 2) niet in rekening komen. De commissie doet hier alsof de hoogleraren alleen een schoolambt zouden hebben, terwijl toch hun taak reeds in artikel 18 K.O. door deze synode in kerkelijke ambtelijke formuleringen is weergegeven. Op het eigene van de taak van de missionaire dienaren in onderscheid van de dienaren des Woords in de gevestigde gemeenten is de laatste jaren veel beter zicht gekregen. Beide diensten zijn een verbijzondering van het ambt van dienaren des Woords en de kerkorde behoort hier een uitwerking te geven van wat in de belijdenis is uitgesproken.
De rapporteur, ds. T. Dekker, zegt namens de commissie, dat deze heeft willen voorkomen, dat in de opsomming van artikel 2 K.O. naast de in de Schrift genoemde ambten voor de plaatselijke kerk ook nog het ambt van hoogleraar als gelijksoortig en dan algemeen zou worden genoemd. De naam is uit de cultuurwetenschappelijke titulatuur genomen en op de smalle basis van deze ambtstitel moet de kerkelijke opleiding van de dienst des Woords niet gefundeerd worden. Als hoogleraar heeft hij een wetenschappelijk ambt en kerkelijk is hij nog altijd dienaar des Woords. De zendeling is ook dienaar des Woords, een herder, die zijn ambt begint met het vergaderen van de schapen. Door de voorzitter van de commissie, dr. R.H. Bremmer, wordt er nog op gewezen, dat het ambt van doctoren in de kerk gekomen is door een verkeerde uitleg van Efeze 4: 11. De hoogleraren zijn nu dienaren van het Woord, die afgezonderd worden tot een wetenschappelijk ambt. De commissie verklaart zich bereid een nadere formulering van artikel 2 te overwegen. De praeses schort hiervoor de bespreking over dit artikel op. Omdat hiermee samenhangt de formulering van artikel 26, waar de deputaten in hun concept spreken over de missionaire dienaren, wordt na enige bespreking ook dit artikel aangehouden om over de formulering ervan tegelijk met die van artikel 2 te beslissen.

Inzake artikel 2 over de diensten of ambten (zie artikel 392 van deze Acta) wordt met grote meerderheid de nieuwe redactie van de commissie aanvaard. Daarbij wordt de vraag of gesproken zal worden van diensten of ambten in artikel 1 en 2 van de kerkorde toevertrouwd aan het nieuwe deputaatschap voor nader advies. Voorts wordt de nieuwe redactie van de artikelen 18, 20, 26 en 28, zoals door de Commissie voorgesteld, aanvaard.

2. De ambten zijn drieërlei: van de dienaren des Woords, onder wie sommigen zullen worden afgezonderd voor de opleiding tot de dienst des Woords en sommigen voor de zendingsarbeid; voorts van de ouderlingen en van de diakenen.

 

Deputatenrapport 1976

Hierin wordt dit artikel niet apart behandeld.

 

Deputatenrapport 1977

3. Artikel 2 (acta)
T. In het verouderde drieërlei ligt niet alleen een getal, maar ook een onderscheiding(driesoortig).
De bijzin over de afzondering van sommige dienaren des Woords duwt de  ambten van ouderling en diaken wat ver naar achteren. Splitsing in twee zinnen kan hier verbetering brengen. Dienaar des Woords kan worden afgewisseld met predikant, vgl. het bevestigingsformulier voor deze ambtsdragers: in de titel 'dienaren des Woords', in de aanhef 'onze beroepen predikant’

Voorstel:
Er zijn drie ambten te onderscheiden: het ambt van dienaar des Woords, van ouderling en van diaken.
Sommige predikanten zullen afgezonderd worden voor de opleiding tot de dienst des Woords, andere voor liet zendingswerk.

 

Commissierapport 1978

Art. 2. Naar het oordeel van uw commissie een sterke verbetering, vergeleken met de tekst van ".Kampen"; we denken weer aan de structuur. In de toelichting bij dit artikel spreken depp. over het afwisselend gebruik van "dienaar des Woords" en "predikant"; het is uw commissie opgevallen dat vaker in de voorgestelde tekst der KO. artikelen wordt gesproken van "predikant" dan van "dienaar des Woords", het ambt wordt - en zo functioneert de afwisseling heel duidelijk – keer op keer genoemd "dienst des Woords". Zie reeds artikel 2, 2e deel.

 

Synodebehandeling 1978

Dit artikel wordt conform het concept van deputaten aanvaard.


Kerkorde 1978

I DE AMBTEN
Artikel 2
Drie ambten
Er zijn drie ambten te onderscheiden: het ambt van dienaar des Woords, van ouderling en van diaken. Sommige predikanten zullen afgezonderd worden voor de opleiding tot de dienst des Woords, andere voor het zendingswerk.