Artikel 16

 

Kerkenordening 1905/1933

Artikel XVI.
Der dienaren ambt is, in de gebeden en bediening des Woords aan te houden, de Sacramenten uit te reiken, op hunne medebroeders, ouderlingen en diakenen, mitsgaders de gemeente, goede acht te nemen, en ten laatste met de ouderlingen de kerkelijke discipline te oefenen, en te bezorgen dat alles eerlijk en met orde geschiede.

 

Deputatenrapport 1974

Artikel 17.
Taak van een dienaar des Woords
De taak van de dienaren is, in de gebeden en bediening des Woords aan te houden, sacramenten uit te reiken, op hun medebroeders, ouderlingen en diakenen, mitsgaders de gemeente, goede acht te nemen, en ten laatste met de ouderlingen de Kerkelijke discipline te oefenen, en te bezorgen dat alles eerlijk en met goede orde geschiedt.

Toelichting: Dit is art. 16 (oud).

 

Commissierapport 1975

Art. 17.
PSU stelt de vraag, waarom als taak-onderdelen van de predikant niet zijn opgenomen: het opleggen van de zegen, het huisbezoek en de catechesatie.
CIA wenst toevoeging van de zojuist genoemde onderdelen. KrH evenzo wat betreft catechese, huisbezoek en ziekenbezoek.
CIKampen wil “ambt” niet vervangen zien door “taak”, want het is niet zomaar den opdracht, doch een door de kracht van Geest en Woord verleende werkzaamheid om daarin gedurig standvastig bezig te zijn.
FH verkiezen “ambtstaak” boven “taak”.
CIM wenst “Dienaren des Woords” voluit, i.p.v. “Dienaren”(zo ook in art. 44, 54, 61).
Br. W. Zeldenrust vraagt: mag ook een ouderling het sacrament bedienen? Wordt het gebod van Christus (doe dat …) door onze inzetting niet krachteloos gemaakt (vacante kerk)? Speelt de tegenstelling geestelijke-leek hier nog een rol? Kan de wijze van zegen-uitspreken in een leesdienst hier ook bij betrokken worden?
Jansen (p.70) onderscheidt bij de predikanten tussen hun taak als dienaar des Woords en hun taak als mede-ouderling. Z.i. noemt dit art. slechts “drie werkzaamheden: 1e, dienst des Woords (gebeden en prediking des Woords); 2e, dienst der sacramenten; en 3e, regering der kerk (opzicht over gemeente en ambtsdragers , en de zorg voor de goede orde)”. Hij vind het dan opmerkelijk, “dat het artikel niet spreekt van de catechesatie, het huisbezoek, het krankenbezoek en de huwelijksbevestiging”.
“Toch behooren de catechesatie en de huwelijksbevestiging wel ter dege tot zijn taak als dienaar en het huis- en krankenbezoek tot zijn taak als ouderling”.
Verschillende inzenders van reacties blijken een selectie te hebben gemaakt uit Jansen. De huwelijksbevestiging wordt weggelaten, terwijl het opleggen van de zegen als een aparte taak wordt toegevoegd. Dit laatste waarschijnlijk onder invloed van af en toe opkomende discussies, en vragen als de laatstvermelde van br. W.Z. De bevestiging van ambtsdragers en het “afnemen” van de openbare belijdenis des geloofs zijn blijkbaar nog aan de aandacht ontsnapt.
Een gulden opmerking van Jansen kan volgens uw comm. dienen om onder de bomen het bos te blijven zien: “…. De opsomming in art. 16 is niet limitatief (begrenzend en beperkend), maar praescriptief, bij wijze van voorschrift en voorbeeld bedoeld”.
De zaak van het artikel is positief: wat moet een dienaar des Woords doen; niet negatief: wat mag een ouderling niet, terwijl de dominee het wel mag.
Voorzover het in de ingekomen reacties gaat over de afgrenzing van predikambt en ouderlingenambt wil de comm. Het volgende opmerken. Het opleggen van de zegen in de naam van de Here is een onderdeel van de dienst des Woords. De verschillende “zegen”-formules in de diverse bevestigingsformulieren hebben een soortgelijk karakter, al worden er geen handen bij geheven, en al wil de comm. Niet gedrongen worden in een schema van gelijkstellingen. De bediening van de sacramenten is aan die van het Woord verbonden, gelijk de sacramenten zelf bij het Woord gevoegd zijn. Het is ver gezocht om in de schriftuurlijke onderscheiding van de ambten de tegenstelling geestelijke-leek te vermoeden. Hier speelt geen “geestelijke”status een rol, maar de aan de ambtsdragers te verlenen opdracht. Een ouderling kan optreden in de eredienst (“leesdienst”, denk ook aan het instituut van “voorlezer”). Hij kan op ziekenbezoek gaan en catechetisch onderwijs geven. Maar grondregel zal zijn, dat hij optreedt als ouderling, en niet als ware hij voor een ogenblik van ambt verwisseld. Daarom kan een ouderling een preek lezen van een binnen de kerken wettig geroepen dienaar des woords (en dan is het een dienst des Woords), maar hij zal niet zelf op de kansel de H.schrift uitleggen, ook al heeft hij er de bekwaamheid voor; hij is er niet toe geroepen. Zo zal hij ook in gebaar niet optreden, als ware hij tijdelijk geroepen tot de dienst des Woords.
Wat betreft de wensen tot aanvulling van de taak-omschrijving wil de comm. Waarschuwen voor en vergaand uitsplitsen en uitspinnen van onderdelen. Het artikel zou niet alleen van praescriptief limitatief kunnen worden, maar ook zou het een hamer kunnen worden op het porcelein van een harmonische samenwerking van de ambten onderling. Immers, als de predikant de jaarllijkse huisbezoeken mee kan doen, met hij zich er niet aan onttrekken; maar in grote gemeenten maakt de veelheid van ander avondwerk dit veelszins onmogelijk. Het persoonlijke huis- en ziekenbezoek kan mede vallen onder het “goede acht nemen op de gemeente” (opzienerschap is niet alleen toezicht op, maar ook omzien naar de gemeente); en deze dingen behoren in grotere gemeenten mede door de ouderlingen gedaan te worden. De catechese door de predikant heeft verbindingslijnen met de dienst des Woords (1 Tim. 5:7), en met het goede acht nemen op de gemeente (inclusief de lammeren van de kudde); terwijl ook dit werk soms aan ouderlingen of zelfs bekwamen niet-ambtsdragers opgedragen kan worden.
De keuze tussen “ambt”, “taak”of “ambtstaak” is naar het oordeel van de comm. In dit art. een taalkundige aangelegenheid. Wat CIKampen over het ambt zegt, zit niet ingekleefd in het woord “ambt” , zeker niet zoals het hier gebruikt wordt (cf.Jansen p.69).
Aan de wens van CIM kan geredelijk worden voldaan. Overigens steunt uw comm. Het voorstel van depp.

Artikel 16.
De taak van de dienaren des Woords is, in de gebeden en de bediening des Woords aan te houden, de sacramenten uit te reiken, op hun medebroeders, ouderlingen en diakenen, mitsgaders de gemeente, goede acht te nemen, met de ouderlingen de kerkelijke discipline te oefenen, en ten laatste met de ouderlingen en diakenen gezamenlijk te bezorgen dat alles eerlijk en met goede orde geschiedt.

 

Synodebehandeling 1975

De synode stelt dit artikel direct na eerste lezing vast. Zij gaat uit van de tekst van de commissie.

16. de taak van de dienaren des Woords is, in de gebeden en de bediening des Woords aan te houden, de sacramenten uit te reiken, op hun medebroeders, ouderlingen en diakenen, mitsgaders de gemeente, goede acht te nemen, met de ouderlingen de kerkelijke discipline te oefenen, en ten laatste met de ouderlingen te bezorgen dat alles eerlijk en met goede orde geschiede.

 

Deputatenrapport 1976

Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.

 

Deputatenrapport 1977

17 Artikel 16 (acta)

R. Suggestie om de taakomschrijving van de predikanten te beginnen met : “hetgeen zij met de ouderlingen gemeen hebben, zoals in art. 23 gezegd wordt”, en daarop de bijzondere predikantswerkzaamheden te laten volgen.
Verwezen wordt naar Jansen p. 70-71, waar staat dat het misschien logisch juister zou zijn in dit artikel allen de taak van de predikant in zijn kwaliteit van dienaar des Woords te omschrijven, en in art. 23 alles wat tot de taak van de ouderlingen behoort, en dus ook tot die van de predikant in zijn kwaliteit als ouderling.
M. als de gedachte van Jansen gevolgd wordt, moet toch in art. 16 een verwijzing worden opgenomen naar art. 23, zoals inzender ook voorstelt.
Depp. hebben als bezwaar dat dan in art. 16 voorop gesteld wordt datgene wat de dienaren des Woords in deze kwaliteit niet in de eerste plaats te doen hebben. Het is h.i. ook niet fraai voor de gedachtengang in de kerkorde, als een verwijzing naar wat nog komen moet wordt toegepast.

Voorstel:

De taak van de predikanten is trouw voor te gaan in de gebeden en in de bediening van het Woord en de sacramenten. Zij behoren goed acht te geven op hun mede-ambtsdragers en op de gemeente, en samen met de ouderlingen de tucht te bedienen en te zorgen, dat alles op gepaste wijze en ordelijk gebeurd.

 

Commissierapport 1978

Art. 16.
Uit de kerken kwamen geen reacties binnen, die hier onze aandacht vragen; wel wil uw commissie ter illustratie wijzen op het afwisselend gebruik van ‘predikant’ en ‘dienaar (dienst) des Woords’ in dit artikel.

Uit de bijlage:

16. ‘tucht bedienen’; een kerkeraad vraagt hiervan te maken: tucht oefenen. Uw commissie is van mening, na ingewonnen informatie, dat de door depp. gekozen formulering te verkiezen is.

 

Synodebehandeling 1978

Dit artikel wordt conform het concept van deputaten aanvaard.

 

Kerkorde 1987

Artikel 16
Taak van de predikanten
De taak van de predikanten is trouw voor te gaan in de gebeden en in de bediening van het Woord en de sacramenten. Zij behoren goed acht te geven op hun mede-ambtsdragers en op de gemeente, en samen met de ouderlingen de tucht te bedienen en te zorgen, dat alles op gepaste wijze en ordelijk gebeurt.