Artikel 12

 

Kerkenordening 1905/1933

Artikel VI.
Ook zal geen dienaar dienst mogen aannemen in eenige particuliere heerlijkheden, gasthuizen of anderszins, tenzij dat hij voorheen geadmitteerd en toegelaten zij, volgens de voorgaande artikelen; en hij zal ook niet minder dan andere aan de Kerkenordening onderworpen zijn.

 

Deputatenrapport 1974

Artikel 7.
Benoeming tot bijzondere arbeid
Een dienaar des Woords zal geen benoeming tot bijzondere arbeid als: geestelijke verzorging van militairen, van hen die verblijven in stichtingen van barmhartigheid en dergelijke, mogen aannemen, tenzij hij verbonden blijft aan een kerk. De verhouding waarin deze dienaar tot de betrokken kerk staat, dient geregeld te worden onder goedkeuring van de classis.

Toelichting.
1. Dit artikel vervangt art. 6 (oud).
2. Er is rekening gehouden met hetgeen de synode van Hoogeveen heeft bepaald met betrekking tot legerpredikanten (acta. art. 332).
3. Het slot ligt in het verlengde van hetgeen in de artt. 4, 5, 10, 11 en 12 is geregeld inzake classicaal toezicht.

 

Commissierapport 1975

Art. 7.
Weglating van de particuliere heerlijkheden ontmoet geen bezwaren. Vervanging van de gasthuizen door stichtingen van barmhartigheid evenmin; alleen zegt ClA dat hier van inrichtingen moet worden gesproken, omdat een stichting tegenwoordig alleen een rechtsvorm is. KrA meent dat goedkeuring van de classis (slot van het art.) onnodig is, daar de bedoelde verhouding al gereld is, deels in artikelen van de KO, deels in de besluiten van de gs-Rotterdam-Delfshaven 1964/65 Acta art. 404a,b.
Bedoelde gs sprak echter alleen over legerpredikanten, zodat voor andere event. gevallen toch geen regeling bestaat, zeker niet wat betreft het financiële doel van de verhouding kerkeraad-predikant in zulke gevallen. KRHW stelt voor, de laatste zin van art 6 (oud) te handhaven: "en hij zal ook niet minder dan andere aan de Kerkorde onderworpen zijn'. Motief is dat in de hele KO alleen hier duidelijk onder woorden was gebracht, dat alle predikanten aan de KO onderworpen zijn. KRHW verwijst naar oude besluiten, waarin stond dat ambtsdragers naast de confessie ook de kerkorde moesten ondertekenen. Maar een zodanige algemene verbintenis tot onderhouding van de KO wordt volgens uw comm. niet bedoeld in de door KRHW geciteerde slotzin van art. 6 (oud). Het gaat daar om het onderworpen zijn aan die artikelen, die de predikanten iets opleggen of verbieden. Dat deze artikelen voor alle "gewone" predikanten gelden, sprak en spreekt vanzelf. KrH acht de verbinding aan een kerk in dit art. een "wassen neus', Er komt in feite een nieuwe "dienst", want de betr. predikanten vallen niet onder de taakomschrijving van art. 17 en 26 KO. Opzicht van de kerkeraad is ondoenlijk vanwege de afstand. Legerpredikanten kunnen het volle evangelie niet verkondigen en mogen van overheidswege niet als ambtsdragers verbonden zijn aan een plaatselijk kerkgenootschap. Wie legerpredikant wordt, gaat over tot een andere staat des levens. Aldus KrH.
Wat de algemene inhoud betreft richt het bezwaar van KrH zich in feite tegen wat reeds bepaald was in art. 6 (oud). Het voorstel van deze kr (althans van haar studiecommissie) is dan ook, dit art. geheel te schrappen. Hiervoor zijn naar het oordeel van uw comm. echter niet vol- doende gronden gegeven.
Wat de legerpredikanten betreft wordt hier een betoog gevoerd, dat principieel indruist tegen hetgeen door voorgaande synoden is uit gesproken, cf Acta Hoogeveen art. 330, zodat dit betoog in het kader van deze behandeling onontvankelijk moet worden geacht.
De comm. tekent hierbij aan, dat KrH een rapport inzond van een studiecommissie, waarbij hij stipuleerde zich uitdrukkelijk te stellen achter de opmerkingen over een aantal met name genoemde artikelen; daaronder valt niet art. 7.
Cn wenst in het art. enkele aanvullingen. In het begin: Een dienaar des Woords zal geen benoeming mogen aannemen om zich geheel te gaan wijden aan bijzondere arbeid, enz. Dit om te voorkomen, dat voor elke part-time arbeid, aan scholen bijv., een bijzondere regeling getroffen zou moeten worden. Voorts aan het einde van de eerste zin: tenzij hij voor deze arbeid verbonden blijft aan een kerk. De toevoeging beantwoordt meer aan het besluit van de gs-Hoogeveen, Acta art. 332. Br. W.Zeldenrust te Rotterdam wil de zin aanvullen, aldus: verbonden blijft of wordt. Dit met oog op bijv. een kandidaat, die meteen legerpredikant wordt.
Uw comm. acht de eerste toevoeging van Cn. zinvol. Willen we de terminologie van gs-Hoogeveen aanhouden, dan zou het woord "verbonden" door "gezonden" vervangen kunnen worden. De comm. acht dit niet noodzakelijk. De wens van br. Zeldenrust klopt niet met het onderwerp van de zin: Een dienaar des Woords.
De comm. sluit zich aan bij het voorstel van depp., plus de genoemde aanvulling van Cn.

Artikel 14. Een dienaar des Woords zal geen benoeming mogen aannemen om zich geheel te gaan wijden aan bijzondere arbeid als geestelijke verzorging van militairen, van hen die verblijven in inrichtingen. van barmhartigheid en dergelijke, tenzij hij verbonden blijft aan een kerk.
De verhouding, waarin deze dienaar tot de betrokken kerk staat, dient geregeld te worden onder goedkeuring van de classis.

 

Synodebehandeling 1975

De synode stelt dit artikel direct na eerste lezing vast. Zij gaat uit van de tekst van de commissie.

6. Een dienaar des Woords zal geen benoeming mogen aannemen om zich geheel te gaan wijden aan bijzondere arbeid als geestelijke verzorging van militairen, van hen die verblijven in inrichtingen. van barmhartigheid en dergelijke, tenzij hij verbonden blijft aan een kerk.
De verhouding, waarin deze dienaar tot de betrokken kerk staat, dient geregeld te worden onder goedkeuring van de classis.

 

Deputatenrapport 1976

Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.

 

Deputatenrapport 1977

7. Artikel 6 (acta)

R.a. Een voorstel om het oude slot weer toe te voegen: en hij zal ook niet minder dan andere aan de Kerkordening onderworpen zijn.
Motivering: vroeger moesten de predikanten de K.O. ondertekenen. Het bovenstaande is nu nog de enige bepaling die predikanten bindt aan de kerkorde. Een bepaling tegen eigenmachtig optreden van predikanten kan zijn nut hebben bijv. met het oog op art. 12 en 53.
b. Suggestie om naast militairen ook zeevarenden te noemen.
M.a. Depp. zijn van oordeel dat de binding van predikanten aan de kerkorde niet ontstaat uit de genoemde oude bepaling. De vooronderstelling daarbij was, dat predikanten aan de K.O. gebonden zijn. Dit werd met name voor hen die een bijzondere taak aanvaardden, met zoveel woorden gehandhaafd.
De binding van predikanten aan de K.O. vloeit eenvoudig voort uit art. 87 K.O. Zij behoren immers tot de kerken, die zich met gemeen akkoord verbinden tot naleving van de K.O. De kerkeraden (en soms het kerkverband mede) zien erop toe dat hun predikanten de K.O. metterdaad nakomen. Daarvoor dienen juist artikelen als art. 12 en 53.
De extra nadruk op dit alles t.a.v. predikanten met een bijzondere taak kan worden weggelaten, nu bepaald is dat zij altijd aan een kerk verbonden moeten blijven. Dit brengt immers mee, dat zij onder opzicht en tucht van een kerkeraad blijven, ook wat betreft hun naleven van de K.O.
b. Met 'geestelijke verzorging van militairen . . .' noemt dit artikel enkele mogelijkheden als voorbeeld, zonder limitiatief te zijn (d.w.z. dat alleen de genoemde taken zouden kunnen worden aanvaard). Toevoeging van nog een voorbeeld maakt het artikel op geen enkele manier sterker, maar kan wel de indruk wekken dat een volledige opsomming van al het mogelijke wordt nagestreefd.
T. Op advies van de neerlandicus is de formulering van van voorbeelden ingekort tot enkele gangbare aanduidingen. Depp. hebben daar geen bezwaar tegen omdat het inderdaad voorbeelden betreft, en geen (nauwkeurig te formuleren) taakomschrijvingen.

Voorstel:
Een predikant mag geen benoeming aannemen waarbij hij zich geheel gaat wijden aan een bijzondere taak - zoals die van leger- of ziekenhuispredikant - tenzij hij verbonden blijft aan een kerk.
De verhouding waarin hij tot de betrokken kerk staat, dient geregeld te worden onder goedkeuring van de classis.

 

Commissierapport 1978

Art. 12.
Het oude artikel 6 heeft in de logische structuur van de K.O. - naar het oordeel van uw cie. terecht - hier zijn plaats gekregen.
Een kerkeraad pleit voor opneming uit het oude artikel 6 van de "binding aan de K.O.”  Uw commissie verwijst naar hetgeen depp. reeds schreven, "bruin", pag. 15-16. Ze verwijst verder naar art. 84 nieuw.

 

Synodebehandeling 1978

Dit artikel wordt conform het concept van deputaten aanvaard.

 

Kerkorde 1978

Artikel 12
Benoeming voor een bijzondere taak
Een predikant mag geen benoeming aannemen waarbij hij zich geheel gaat wijden aan een bijzondere taak - zoals die van leger- of ziekenhuispredikant - tenzij hij verbonden blijft aan een kerk.
De verhouding waarin hij tot de betrokken kerk staat, dient geregeld te worden onder goedkeuring van de classis.