Artikel 10

 

Kerkenordening 1905/1933

Artikel XV.
Het zal niemand geoorloofd zijn, den dienst zijner kerk onderlatende, of in geenen vasten dienst zijnde, hier en daar te gaan prediken buiten consent en autoriteit der synode of classis. Gelijk ook niemand in eene andere kerk eenige predikatie zal mogen doen of Sacramenten bedienen, zonder bewilliging des kerkeraads van die kerk.

 

Deputatenrapport 1974

Voorgaan in andere plaatsen
Artikel 15.
Niemand zal in een andere kerk enige predikatie mogen doen of sacramenten bedienen zonder bewilliging van de kerkeraad van die kerk.
Toelichting: Dit is het tweede lid van art. 15 (oud). Het eerste lid is verouderd. In art. 41 (nieuw) is geregeld dat plaatsen waar geen geïnstitueerde kerk kan zijn, onder de zorg van een genabuurde kerkeraad gesteld worden. In verbinding met art. 15 (nieuw) voorkomt dit dat iemand in zulke plaatsen eigenmachtig voorgaat.

 

Commissierapport 1975

Art. 15. Eén vraag is er, van FH: komt in de redactie van depp. wel uit, dat "in een andere kerk" ook betekent: niet in bijv. een Chr. Gereformeerde, Hervormde of andere 'kerk''? Op de achtergrond van deze vraag staan vroegere kerkelijke besluiten. In de tijd tussen Afscheiding en Doleantie zijn besluiten genomen inzake het prediken van leraars der kerken buiten de gemeenschap van de christelijke afgescheiden gereformeerde gemeenten. Zulk optreden werd gebonden aan toestemming van de (afgescheiden) kerkeraad ter plaatse waar man wilde voorgaan (Franeker 1863), met name als er op dezelfde tijd een eigen eredienst werd gehouden (Groningen 1872). Deze besluiten laten zich wel verklaren uit de eigensoortige historische situatie. Merkwaardiger is, dat in 1917 de kerkeraad van Middelburg, onder vigeur van de D.K.O., besloot "om aan al die dienaren het preken in andere dan gereformeerde kerken te verbieden ter plaatse en ten tijde dat er in de Gereformeerde kerk dienst des woords gehouden wordt". F.L.Bos (De Orde der Kerk p.72) formuleert op grond van deze gegevens de regel: "Optreden buiten de gemeenschap der kerk op tijden dat de gemeente vergadert, is tevens gebonden aan de toestemming van de kerkeraad, binnen welks ressort dit optreden valt". Uw comm. is van oordeel, dat ambtelijk voorgaan buiten het kerkverband in het algemeen een daad van scheurmaking is, tenzij er kerkelijke correspondentie bestaat (buitenland), of (binnenland) er een door de kerken erkende of aanvaarde lnterimsituatie bestaat; bijv. als twee ware kerkengroepen elkaar hebben herkend en op een ordelijke weg naar vereniging zo ver zijn gevorderd, dat tot ‘kanselruil’ kan worden besloten. Daar de KO de samenleving van de Gereformeerde Kerken regelt, en derhalve met "een kerk", “enige kerk", "een andere kerk" permanent de gereformeerde zusterkerken bedoelt, kan het alleen misbruik van art. 15 zijn als iemand met een beroep daarop zou willen voorgaan in een andere kerk, (oecumenische dienst of iets dgl.). Een specifieke omschrijving, tot wering van dit geval, in art. 15 zou een vreemd element zijn in het geheel van de KO.

Artikel 9.
Niemand zal in een andere kerk enige predikatie mogen doen of sacramenten bedienen zonder bewilliging van de kerkeraad van die kerk.

 

Synodebehandeling 1975

De synode stelt dit artikel direct na eerste lezing vast. Zij gaat uit van de tekst van de commissie.

15. Niemand zal in een andere kerk enige predikatie mogen doen of sacramenten bedienen zonder bewilliging van de kerkeraad van die kerk.

 

Deputatenrapport 1976

Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.

 

Deputatenrapport 1977

16. Artikel 15 (acta)
R. Een suggestie om toe te voegen: 'en niet tegen de wil van de kerkeraad van de eigen gemeente'.
M. Motivering ontbreekt. Een 'andere kerk' is in dit artikel altijd een zusterkerk binnen het kerkverband. Het kan voorkomen, dat een kerkeraad reden vindt om een elders (nog) dienstdoende predikant op de eigen kansel niet toe te laten. Het omgekeerde geval, dat een kerkeraad zijn eigen predikant verbiedt voor te gaan in een zusterkerk, waarmee kerkverband wordt onderhouden, behoort strikt genomen niet voor te komen.
Voorstel:
Niemand mag in een andere kerk het Woord of de sacramenten bedienen zonder toestemming van de betrokken kerkeraad.

 

Commissierapport 1978

Art. 10.
Uw commissie kan zich vinden in de redactie van dit artikel, alsmede in de verplaatsing: oud 15, nieuw 10.
Een kerkeraad schrijft: wie krijgt gelegenheid elders voor te gaan zonder uitnodiging en toestemming van de betreffende kerkeraad? Met een herinnering aan de zestiger jaren stelt deze raad voor te lezen: niemand mag zonder toestemming van de betrokken en de eigen kerkeraad voorgaan ..... Uw commissie verwerpt deze suggestie, onder verwijzing naar "bruin' pag. 26, de daar gegeven toelichting der depp.
Bovendien wijst zij op het feit dat in een confessioneel ontwricht kerkelijk samenleven een gereformeerde K.O. niet functioneert.

Uit de bijlage:
Een soortgelijk ‘probleem’ wordt door een kerkeraad verondersteld in dit artikel: het woord “betrokken” zou kunnen terugslaan op “Niemand” en op “kerk”. Uw commissie vermag deze mogelijkheid niet in te zien.
Een broeder schrijft: stel hier het woord ‘kerkeraad’ in het meervoud; Immers: een wat al te gemakkelijk uitgevallen predikant zou wat al te veel kunnen ruilen, waardoor de eigen gemeente tekort komt. Uw commissie is van mening dat art. 10 niet de plaats is waar moet worden geregeld dat elke kerkeraad behoort toe te zien op de ijver en inzet van zijn dienaar des Woords

 

Synodebehandeling 1978

Dit artikel wordt conform het concept van deputaten aanvaard.

 

Kerkorde 1978

Artikel 10
Voorgaan in een andere kerk
Niemand mag in een andere kerk het Woord of de sacramenten bedienen zonder toestemming van de betrokken kerkeraad.