B14 rechtspositie predikant
1. Een predikant is altijd verbonden aan een plaatselijke kerk.
2. De verbintenis van de predikant met de kerk berust op overeenstemming krachtens de beroepsbrief van de kerkenraad en de aannemingsbrief van de predikant.
3. De rechtspositie van de predikant heeft een eigen kerkelijk karakter. De rechtsverhouding tussen kerk en predikant wordt beheerst door het kerkelijk recht en niet door het statelijk recht.
4. Op de rechtspositie van de predikant is van toepassing de generale rechtspositieregeling als bedoeld in art. B23.

Toelichting B14

1. Er is behoefte aan een duidelijker regeling van de rechtspositie van de predikant. En dat zowel uit oogpunt van een betere interne regulering van de verhouding tussen kerk en predikant als uit oogpunt van een duidelijker kerkelijke rechtspositie tegenover het externe statelijk recht. Er blijkt om uiteenlopende redenen zowel in de kerken als daarbuiten veel onkunde en misverstand te bestaan omtrent de positie van de predikant.

2. is de kernbepaling in de KO over de rechtspositie van de predikant. Het stelt in B14.1 in de lijn van art. 4 KO1978 voorop dat een predikant te allen tijde een verbintenis heeft met een plaatselijke kerk. De gereformeerde kerken hebben het niet begrepen op de figuur van ‘losse’ predikanten ‘in algemene dienst’. Er moet steeds een link zijn met een plaatselijke kerk, waarvan de kerkenraad ambtelijk verantwoordelijk is voor de predikant. Dat uitgangspunt blijft van kracht en staat voorop.

3. De relatie tussen predikant en kerk wordt aangeduid als ‘verbintenis’. Deze term heeft hier een specifieke kerkrechtelijke betekenis: de verbintenis is de omschrijving van de rechtsrelatie tussen kerk en predikant. Deze verbintenis berust op consensus, overeenstemming tussen kerk en predikant, op basis van de beroepingsbrief enerzijds en de aannemingsbrief anderzijds.

|40|

4. Het gaat hier niet om een juridisch contract. Een contract is een specifieke rechtsvorm van overeenstemming uit het statelijk recht en veronderstelt o.a. contractsvrijheid. Het uitsluitend denken in termen van een contract is te beperkt. In het statelijk recht zelf zijn er al meer rechtsvormen voorhanden die berusten op overeenstemming, zonder dat sprake is van een contract. Bijvoorbeeld de aanstelling als ambtenaar. Bovendien gaat het hier om een kerkelijke rechtspositie volgens het eigen interne kerkelijk recht.

5. De verbintenis tussen kerk en predikant is een eigensoortige kerkelijke rechtsrelatie. Er is immers geen contractsvrijheid: een predikant kan niet zomaar eigener beweging gaan solliciteren en evenmin naar believen ‘zijn’ gemeente inruilen voor een andere. Een predikant wordt vanaf de andere kant door een kerk geroepen en heeft dan de bewilliging nodig van zijn huidige kerkenraad en classis. Zie B9. Een predikant kan ook niet zomaar zijn predikantschap beëindigen en een andere levenstaak oppakken. Zie B20. Hij is immers predikant voor het leven. Zie B13. Een predikant is dus ook niet zomaar een werknemer van de kerk(enraad). Voor een deel volgt hij de aanwijzingen van de kerkenraad, maar voor een ander deel heeft hij een eigen verantwoordelijkheid, zo nodig zelfs tegenover kerkenraad en gemeente. Zie B13. Anderzijds kan een kerk(enraad) een predikant ook niet zomaar ontslaan. Zie B20. Ook in dat opzicht is er geen contractsvrijheid. Samengevat: behoudens uitzonderingen blijft de verbintenis tussen predikant en kerk bestaan, totdat een andere kerk de predikant ‘beroept’.

6. Aan de kerken komt in de Nederlandse rechtsorde het recht toe de rechtspositie van de predikant zelf kerkrechtelijk vorm te geven. De vrijheid van kerkelijke organisatie en inrichting als onderdeel van het grondrecht op vrijheid van godsdienst wordt erkend in het statelijk recht (art. 6 Grondwet, art. 9 EVRM, art. 2: 2 BW). Het is zaak die vrijheid goed te gebruiken en geen constructies te aanvaarden die wringen met het predikantschap volgens gereformeerde ecclesiologische inzichten en de kerkrechtelijke vormgeving daarvan.

7. B14.3 geeft uitdrukking aan de kerkelijke autonomie op dit punt naar binnen en naar buiten. Het bevestigt uitdrukkelijk dat de rechtspositie van de predikant kerkrechtelijk wordt bepaald en niet volgens het statelijk recht. Een predikant in de Gereformeerde Kerken heeft een relatie sui generis en geen arbeidsovereenkomst volgens het statelijk arbeidsrecht. Hij is evenmin ambtenaar volgens het statelijk ambtenarenrecht. Zijn rechtspositie is van kerkrechtelijke aard.

8. De beroepsbrief van de kerk en de aannemingsbrief van de predikant volgens B14.2 vertolken samen de consensus die ten grondslag ligt aan de verbintenis. Door hiervoor generaal vastgestelde modellen te hanteren wordt de rechtseenheid bevorderd. Die is op dit punt ook noodzakelijk: er moet een eenduidige rechtspositie zijn voor alle predikanten in de Gereformeerde Kerken.

9. Waar het gaat over de rechtspositie van de predikant, is het de kerkenraad (de ouderlingen zonder predikant) die optreedt namens de kerk. De kerkenraad ziet er daarbij op toe dat de diakenen goed worden geïnformeerd.

10. De generale rechtspositieregeling voor de predikanten voorziet in een verdere uitwerking van de kerkelijke status.


Rapport dHKO (2010)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) B15