Bijzondere overgangsbepalingen.

 

Ordinantie 16.

In de plaatselijke regeling, bedoeld in ordinantie 16-2-2, kan worden bepaald dat en op welke wijze kerkvoogden, die op het tijdstip bedoeld in overgangsbepaling no. 281 verklaard hebben, bereid te zijn als zodanig ouderling te worden, doch in verband met het bepaalde in overgangsbepaling no. 315 niet als zodanig kunnen optreden, als boventallig lid van de kerkvoogdij bij hun periodieke aftreding herbenoembaar zijn.