Hoofdstuk 1

De ambten van de kerk

IV. De ouderlingen en de diakenen

Werelddiakonaat

De synode besluit:

1. in samenwerking met de leden-kerken van de Raad van Kerken in Nederland te bevorderen dat — naar eis van het Evangelie — mede door een verandering van mentaliteit en levensstijl van de christenen, de steeds dieper wordende kloof tussen de zgn. rijke en arme landen overbrugd wordt;

2.a. in het verband van de Raad van Kerken in Nederland en zo nodig zelfstandig er aan mede te werken dat het inzicht in de eisen van de sociale gerechtigheid naar bijbelse maatstaf wordt verdiept en de consequenties daarvan worden voorgelegd aan de overheden, de politieke partijen en de maatschappelijke organisaties zowel in nationaal als in internationaal verband; en de zorg voro deze zaak op te dragen aan de generale deputaten voor de zending en die voor de algemene diaconale arbeid;
b. in verband met de politieke aspecten van deze vraagstukken de gemeenteleden op te wekken zich van hun politieke verantwoordelijkheid ten aanzien van het ontwikkelingsvraagstuk bewust te zijn;

3. de kerken op te wekken krachtig te streven naar ten minste een verdubbeling van de huidige inkomsten voor het werelddiaconaat om hierdoor onder meer mogelijk te maken:
a. de financiering van de voorlichting; en
b. de financiering van speciale projecten, gericht op structuurveranderingen in de ontwikkelingslanden, zulks in samenwerking met de Wereldraad van Kerken en in de geest van de besluiten van de Assemblee van Uppsala (1968) en de voorstellen van de Consultatie van Montreux (1970).

Sneek 1969, art. 398

Zie Bijlage VIII en XXIII,2