Hoofdstuk II

De ambten van de kerk

I. Algemene bepalingen

Artikel
4 [9]

1. De roeping tot het vervullen van een ambt wordt uitgebracht door de kerkeraad.
2. De kerkeraad brengt deze roeping uit, in de regel op grond van een onder zijn leiding gehouden verkiezing door de gemeente. Deze verkiezing geschiedt uit een aantal door de kerkeraad voorgestelde candidaten, dat in de regel het dubbele is van het aantal te vervullen plaatsen. In geval in een vacature één candidaat wordt voorgesteld, zal de kerkeraad mededeling doen van de redenen, die hem tot afwijking van deze regel genoopt hebben.
3. De kerkeraad kan de leden der gemeente tevoren in de gelegenheid stellen de aandacht op voor het ambt geschikte personen te vestigen.
4. De verkiezing geschiedt, na voorafgaand gebed, door de stemgerechtigde leden der gemeente overeenkomstig een door de kerkeraad vastgestelde regeling.
5. De namen van de beroepen ambtsdragers zullen op twee achtereenvolgende zondagen aan de gemeente worden voorgedragen om haar goedkeuring te verkrijgen met het oog op hun bevestiging. Indien geen bezwaren zijn ingekomen, of de kerkeraad de ingebrachte bezwaren niet genoegzaam gegrond acht, zal de bevestiging in een kerkdienst, plaats hebben, met gebruikmaking van de daarvoor vastgestelde formulieren.