Hoofdstuk II

De ambten van de kerk

IV. De ouderlingen en de diakenen

Artikel
23 [29]

1. De taak van de diakenen is aan de leden der gemeente, die in stoffelijke of maatschappelijke nood verkeren of daarin dreigen te geraken, de christelijke barmhartigheid te bewijzen, hen met raad en daad bij te staan en tevens aan anderen in dergelijke omstandigheden zo mogelijk deze barmhartigheid te bewijzen.
2. Zij zullen tot dat doel de gaven der gemeente inzamelen en beheren en voorts andere goede middelen zoeken en aanwenden.