|3|

 

Hoogachtbare Heren Curatoren van de Theologische School,
Hooggeleerde Heren Hoogleraren, Emeriti-hoogleraren en Lector,
Weledelgeboren Heren Studenten,
En voorts gij allen, zo ambtsdragers als niet-ambtsdragers, die door Uw aanwezigheid blijk geeft de Christelijke Gereformeerde Kerken en haar School lief te hebben,
Zeer geachte Hoorders!

 

Reeds een vluchtige blik in de Heilige Schrift, inzonderheid in het Nieuwe Testament, leert ons, dat de dienst des Woords een betekenis heeft, die niet spoedig overschat kan worden, en dat daarom ook het ambt van Verbi Divini Minister zeer gewichtig is. Een enkel voorbeeld ten bewijze.

Daar is allereerst het feit, dat de Here Jezus Christus Zelf verklaart gezalfd en gezonden te zijn om het Koninkrijk Gods te verkondigen. Allerwegen, in Israëls steden en dorpen, in de tempel en in vele synagogen, predikt Hij het Evangelie, waarvan het heil, dat in Hem verschenen is, de inhoud is. Hij roept op tot geloof in deze blijde boodschap Gods, roept en instrueert mensen om dit heil eerst aan de Joden en straks aan alle creaturen bekend te maken, verzekert nadrukkelijk, dat dit Evangeliewoord inderdaad in de gehele wereld gepredikt zal worden en tekent in verschillende toespraken en gelijkenissen de krachtige werking van deze Goddelijke boodschap tot in de eeuwigheid toe, 1).

Daar is vervolgens het feit, dat ’s Heren Apostelen, vervuld met de Geest van Christus en in gehoorzaamheid aan de hun gegeven opdracht, na Jezus’ hemelvaart, de prediking van het Evangelie voortzetten. Op de Pinksterdag in Jeruzalem verkondigen zij de grote werken Gods, prediken zij Jezus als de van God gekomen Messias en roepen zij op tot geloof en bekering. Door geen vervolging afgeschrikt, verklaren zij te willen volharden in de bediening van Gods Evangeliewoord, 2). Petrus predikt in het huis van Cornelius en verklaart met nadruk, dat hij van God verkoren is om aan de heidenen het woord des Evangelies te doen horen, 3). Paulus weet zich geroepen en afgezonderd tot het Evangelie Gods en is volvaardig het te verkondigen in vele landen rondom de oude wereldzee. Hij schrijft, dat hij de Corinthische gemeente in Christus Jezus door het Evangelie verwekt heeft, en is verblijd over de gemeenschap, die de Filippenzen aan het Evangelie hebben; hij wekt op om waardiglijk het Evangelie te wandelen, en weet, dat zijn lijden tot bevordering van de loop des Evangelies gekomen is;

|4|

hij wijkt niet voor de tegenstanders van het Evangelie, en bestraft Petrus, omdat deze niet recht naar het Evangelie wandelt; hij spreekt de vloek uit over hen, die een ander Evangelie prediken dan hij heeft gebracht; hij weet, dat het Evangelie een kracht tot zaligheid is voor allen, die geloven, en verzekert, dat God de wereld naar zijn Evangelie zal oordelen en wraak zal doen over hen, die het Evangelie ongehoorzaam zijn, 4).

Deze prediking van het Woord Gods blijkt voorts een grote kracht te bezitten. Het Woord is immers het genademiddel bij uitnemendheid. Door middel van het Woord en inzonderheid door de prediking daarvan komt de wedergeboorte tot stand en wordt het geloof in de harten geplant. Ja, de Schrift laat ons duidelijk zien, dat heel de Kerk van Christus geboren is en gevoed wordt uit het Woord en dat het Koninkrijk der hemelen komt in de weg van het Woord, 5).

Geheel in overeenstemming nu met de belangrijke functie, door God aan Zijn Woord en de bediening daarvan toebedeeld, zijn de hoge eisen, die de Schrift stelt aan hen, wier taak het is dit Woord van God te verkondigen. Zij moeten zelf door dit Woord gegrepen zijn, of wilt ge, zelf genade hebben ontvangen, en door God geroepen zijn tot dit werk, en voorts moet in hen gevonden worden getrouwheid, reinheid, heiligheid, onberispelijkheid, oprechtheid van geweten en wandel, ootmoed, broederliefde, vriendelijkheid, geduld, volharding, gastvrijheid, bekwaamheid om anderen te onderwijzen, terwijl zij in alles gedreven moeten worden door de liefde van Christus, 6).

Als we dit alles in aanmerking nemen, behoeft het ons niet te verwonderen, dat de Kerk des Heren de dienst des Woords van meetaf als zeer belangrijk heeft erkend en het ambt van Dienaar des Woords zeer hoog heeft geacht, 7). Wel kwam in de loop der eeuwen verbastering en werd de Kerk steeds meer sacramentskerk, die alle eerbied opeiste voor het sacrament met veronachtzaming van het Woord, en wel werd het ambt van Dienaar des Woords gedenatureerd en omgevormd, dat wil zeggen, misvormd, tot dat van mis-dienaar, maar toen God in Zijn barmhartigheid in de 16e eeuw de Kerk tot reformatie bracht, kwamen Gods Woord en de bediening daarvan in de Kerken der Reformatie weer in ere en werd het ambt in zijn rechte, Schriftuurlijke zin hersteld. De geschriften der Reformatoren leggen hiervan getuigenis af. Luther proclameert het Sola Scriptura, Zwingli is van dezelfde gedacht, en Calvijn wordt niet moede om in zijn Institutie en commentaren de grote betekenis van het Woord Gods en de hoge belangrijkheid van het werk van de Evangeliedienaar de mensen als voor ogen te schilderen, 8). De Belijdenisgeschriften van de Kerken der Reformatie laten hetzelfde geluid horen, 9). Eduard Schweizer kan dan ook terecht verklaren: „Es ist sicher keine Fehlentwicklung, wenn

|5|

die Gemeinde den Dienst des Verbi Divini Minister als einen besonders ernst und wichtig zu nehmenden Dienst sieht”, 10).

Dit blijkt niet slechts uit confessionele uitspraken, door de Kerken gedaan, doch evenzeer, zo niet nog sterker, uit de regelingen, die zij hebben gemaakt, of wil men, uit de Kerkorden en synodale en classicale besluiten, voorzover deze betrekking hebben op de dienst en de Dienaren des Woords. De intentie van deze regelingen is om de dienst des Woords in de breedste zin genomen zo zuiver en effectief mogelijk te doen functionneren, omdat hiermede het heil van Christus’ Kerk op aarde op het nauwst verbonden is.

Een niet onbelangrijk deel van deze regelingen is gewijd aan het toezicht op de Dienaren des Woords. Het is met name hierover, dat wij thans enkele opmerkingen willen maken. We beperken ons naar vele zijden, zodat we o.a. de op zichzelf belangrijke kwestie van het opzicht in de nieuwe Kerkorde van de Ned. Herv. Kerk en wat daarmee samenhangt buiten beschouwing laten, 10a). Van volledigheid bij de behandeling van ons onderwerp is dus in het geheel geen sprake. We vragen Uw aandacht voor:

Het toezicht op de Dienaren des Woords
door de kerkelijke vergaderingen.

(Volgens bepalingen van de Kerken der
Calvinistische Reformatie in Nederland).