Heuvel, P. van den

Kerkorde en eredienst (2)

Genre: Literatuur, Bladartikel

|11|

Kerkorde en eredienst (2)

 

Een scriba legde namens zijn kerkenraad de volgende vraag voor over het uitspreken van de zegen door een kandidaat.
‘In onze gemeente zijn vragen gesteld over de manier waarop kandidaten de zegen aan het einde van de dienst uitspreken. De kerkorde zegt dat zij ‘niet bevoegd zijn om de zegen uit te spreken’. Inmiddels lijkt de gewoonte gangbaar te zijn geworden dat iedere kandidaat de woorden van de zegen uitspreekt zoals ook een predikant die gebruikt, met wijziging van het ‘zij met u allen’ in ‘zij met ons allen’ en zonder daarbij de handen te heffen.
Naar aanleiding van een preek van een evangelist in onze gemeente die wel de zegen uitsprak met geheven handen zijn er aan onze kerkenraad vragen gesteld, die ik graag aan u doorgeef:
— wat bedoelt de kerkorde precies met ‘niet bevoegd om de zegen uit te spreken’: slaat dit op de woorden, op het heffen van de handen of op beide?
— hoe verhoudt zich dit tot de groet aan het begin van de dienst? Vroeger lieten kandidaten die weg en beperkten zij zich tot het votum, nu spreken zij die veelal wel uit, eventueel met een wijziging naar gebedsvorm: ‘Genade zij ons, en vrede...’

 

Votum en groet

In het Votum (het ‘Onze hulp’) spreekt de voorganger namens de gemeente: de woorden drukken het besef uit waarin de gemeente samengekomen is, ze karakteriseren de kerkdienst. Deze woorden kunnen ook door een kandidaat worden uitgesproken. In de orde van dienst ‘wanneer een ander dan een dienaar des Woords voorgaat’ uit het Dienstboek van de NHK (1956) spreekt deze voorganger wel het Onze Hulp uit.
Dat geldt niet van de Groet. Daarin spreekt de voorganger namens de Heere God (dus ambtelijk). We worden gegroet vanwege die God die onze hulp is. Wie niet in het ambt staat, behoort deze groet niet uit te spreken, ook niet in de wens-vorm.
Ook het nieuwe Dienstboek van de Protestantse Kerk in Nederland geeft aan dat de groet alleen door de predikant wordt uitgesproken1.

 

De zegen

De zegen aan het einde van de dienst wordt niet uitgesproken door iemand die niet in het ambt bevestigd is: daarin wordt ambtelijk de zegen opgelegd. Er is wel plaats voor de zegenbede. Het hervormde dienstboek (1956) geeft als formulering voor een niet-ambtsdrager: ‘De Here geve ons zijn vrede en het eeuwige leven’. Maar ook de formulering ‘.... zij met ons allen’ kan worden gebruikt. Daarbij worden door de voorganger niet de handen zegenend op de gemeente gelegd, maar — als bij een bede — gevouwen.
Een evangelist die niet in het ambt van dienaar des Woords bevestigd is, hoort zich te onthouden van het uitspreken van de zegen. Hij strekt geen zegenende handen uit over de gemeente en spreekt een zegenbede uit.

 

Het ‘tegenover’ van het ambt

Er is in 1955 bewust voor gekozen om ‘wanneer een ander dan een dienaar des Woords voorgaat’ het uitspreken van de groet en de zegen achterwege te laten. Het wegvallen van de groet en de bewoordingen van de zegen laten zien ‘dat we hier niet te maken hebben met een vol-ambtelijke verkondiging des Woords’ (aldus prof. A.F.N. Lekkerkerker)2. Hij beschrijft hoe daartegen destijds felle bezwaren zijn geuit, door de godsdienstonderwijzers en evangelisten: hen werd — zo vonden zij — slechts een ‘armetierige’ en ‘caricaturale’ liturgie overgelaten. Lekkerkerker verdedigt de gemaakte keuze met een verwijzing naar het tegenover van het ambt. ‘Daarom is het nog niet zo verwerpelijk, dat de handoplegging en de zegen voorbehouden blijven aan de dienaren des Woords, want in hun arbeid spreekt het ‘tegen-over’ van de Heer tot zijn gemeente het meeste. (—) Zoals de handoplegging méér is dan een gebed, zo is de zegen méér dan een zegenbede (maar hij wordt biddend gelegd op de gemeente: vandaar de conjunctief)’.

 

Bezinning

Het is een goede zaak dat een kerkenraad zich bezint op de eredienst. Een goed hulpmiddel daarbij is het boek van prof. M.J.G. van der Velden (red.), Als wij samenkomen. Liturgie in de gereformeerde traditie (Boekencentrum 2000), dat ik u zeer kan aanbevelen. Daarin staan prachtige korte stukjes over alle onderdelen van de kerkdienst. Ze zijn zeer geschikt voor bespreking in een kerkenraadsvergadering.


1 Dienstboek. Een proeve: Schrift, Maaltijd, Gebed, Boekencentrum 1998, blz. 154, 158, 184.
2 A.F.N. Lekkerkerker, Kanttekeningen bij het hervormde dienstboek, deel IV, Boekencentrum 1956, blz. 122v.


CAPITA SELECTA BIJ
Kerkorde PKN (2004) Ord. 5-5-2