|247|

11.7.3 Bezwaren

Een bezwaar kan worden ingediend tegen een besluit van een kerkelijk lichaam. Onder een besluit wordt in dit geval mede verstaan een handeling of een verzuim. Zo kan bijvoorbeeld bezwaar gemaakt worden tegen een besluit van een classicale vergadering om gemeenten samen te voegen. Maar een bezwaar kan ook worden ingediend als er een verzoek van de kerkenraden tot samenvoeging ligt en de classicale vergadering neemt daarover geen besluit en weigert overleg te voeren. Wat een ‘verzuim’ is waartegen op grond van ord. 12 bezwaar gemaakt kan worden, zal in de praktijk blijken: het ligt niet voor de hand dat deze bepaling gebruikt kan worden om ambtelijke vergaderingen te dwingen voor een door een wederpartij gestelde datum te reageren of bepaalde besluiten te nemen.

Hoewel in de bepalingen geen beperking is opgenomen, zal niet elk besluit, elke handeling of elk verzuim van een kerkelijk lichaam bij ‘bezwaren en geschillen’ kunnen worden aangevochten: het zal toch moeten gaan om besluiten of handelingen die een zeker (rechts)gevolg hebben. Zo zal geen bezwaar gemaakt kunnen worden tegen een brief waarin op verzoek informatie wordt gegeven over het gevoerde beleid of uitleg wordt gegeven over een genomen besluit of een kerk-ordelijke bepaling. Ook zal geen bezwaar kunnen worden ingediend tegen een besluit dat nog niet definitief is, zoals een besluit van de generale synode om in eerste lezing een ordinantiewijziging vast te stellen.

 

Het moet gaan om een besluit, handeling of verzuim van een kerkelijk lichaam, dat wil zeggen van een ambtelijke vergadering, kerkelijk orgaan, college of commissie (ord. 4-4-1, zie § 6.1.3). Er moet sprake zijn van een besluit van een kerkelijk lichaam als zodanig, niet van een besluit van een bepaalde ambtsdrager of van een lid van een kerkelijke vergadering. Geen bezwaar kan bijvoorbeeld worden gemaakt tegen de wijze waarop de voorzitter van een kerkelijke commissie in een bepaalde zaak optreedt.

 

Bezwaren kunnen alleen worden ingediend door bezwaarden binnen de kerk: een kerkelijk lichaam, een ambtsdrager, iemand die in een dienst is gesteld, een functie vervult of is ingeschreven in een register van de gemeente (ord. 12-3-1). Het gaat bij ‘bezwaren en geschillen’ immers om een rechtsgang binnen de kerk.

Als bezwaarde kan alleen worden aangemerkt een kerkelijk lichaam, ambtsdrager of gemeentelid dat belang heeft bij een uitspraak: de bezwaarde moet (zelf) ‘menen in zijn werkelijk belang of in zijn kerkelijke verantwoordelijkheid’ getroffen te zijn. Deze bepaling betekent dat bijvoorbeeld geen bezwaar kan worden ingediend tegen een besluit van een kerkenraad van een andere gemeente, waarbij men in het geheel niet betrokken is. Men kan ook geen bezwaar indienen omdat men meent dat aan iemand anders onrecht is aangedaan (behalve als men als wettelijk vertegenwoordiger voor deze andere persoon optreedt). Dat er een

|248|

‘werkelijk belang’ moet zijn, kan ook meebrengen dat bezwaren tegen besluiten inzake aangelegenheden die reeds op een andere wijze geregeld zijn niet meer behandeld worden, omdat daaraan inmiddels het belang is komen te ontvallen.

Als het college voor de behandeling van bezwaren en geschillen tot het oordeel komt dat een bezwaarde — die zelf meent in zijn werkelijk belang of kerkelijke verantwoordelijkheid te zijn getroffen — objectief gezien geen daadwerkelijk belang of verantwoordelijkheid in de desbetreffende zaak heeft, wordt een bezwaar ‘niet-ontvankelijk’ verklaard.