4. Verschillende Lijnen in de Schrift

Het is opmerkelijk, dat Dr Br., die een uitvoerige studie schrijft tegen de stelling: „Om derhalve een presbyteriaal-synodale kerkorde voor te stellen als de eenig Schriftuurlijke, dat is moeilijk vol te houden,” volmondig toegeeft, dat in het Nieuwe Testament verschillende lijnen zijn aan te wijzen. (En als hij het Oude Testament mede in zijn onderzoek betrokken had — het gaat immers over De Schrift en de Kerkorde en niet alleen over het Nieuwe Testament en de Kerkorde —, zou het bestaan der verschillende lijnen nog duidelijker zijn gebleken.)

Zoo zegt hij op blz. 148: „Evenmin kan ik bestrijden, dat het N.T. voor latere regelingen weinig-directe aanknooping geeft." En op blz. 206: „De vraag, die aan de orde moet komen is dus

|12|

niet: is het mogelijk, om door een andere combinatie der gegevens van het N.T. uit dit N.T. een andere kerkorde af te leiden, dan Calvijn gedaan heeft? Dit is ongetwijfeld mogelijk. (Ik cursiveer.) Men behoeft daartoe alleen maar een andere interpretatie van de profetie te geven, om één voorbeeld te noemen. Oogenblikkelijk verschuift dan de geheele kaleidoskoop en voor onze oogen verrijst een geheel ander beeld.” Op blz. 231, waar over de in de laatste decennia naar voren komende sacraments-theologie gesproken wordt, die tegenover de Gereformeerd-Protestantsche traditie een Evangelisch-Katholieke bepleit: „Belangrijker is echter in dit verband, dat deze keuze ook belangrijke consequenties voor onze visie op de kerkorde kan impliceeren.” Hier wordt dan speciaal gewezen op de bevestiging in het ambt, de apostolische successie, de verhouding van den predikant tot de gemeente, welke dan een andere wordt. Dit alles dan toch binnen de grenzen van het Nieuwe Testament.

Wij zullen nog nader zien, dat Dr Br. erkent, dat in het N.T. het beginsel van een kerkorde van boven af (de bisschoppelijke of episcopale kerkorde) duidelijk aanwijsbaar is, maar dat hij tracht dit te elimineeren door het alleen tot de oud-Christelijke verhoudingen te beperken.

En op blz. 276 haalt hij met instemming een uitspraak van Dr Koopmans aan, waar deze zegt: „Ten behoeve van de kerkorde kan men zich evenmin als voor kwesties van liturgischen aard regelrecht op den Bijbel beroepen. Wie dat toch probeert te doen en een gegeven kerkorganisatie probeert te dekken met de letter van het Nieuwe Testament, komt tot gewrongen constructies. De paus staat niet in den Bijbel, de classicale vergadering evenmin . . . . Toch bestaat er verband tusschen Schrift en kerkorde, zoodat er wel degelijk zoo iets als een beroep op de Schrift mogelijk is.”

Bij erkenning ook van dit laatste is het maar de vraag, hoever dat beroep gaat. Gaat dit verder dan tot de Christusregeering en het priesterschap der geloovigen? M.a.w. moet men een kerkorde afwijzen als deze alléén met die twee beginselen rekening houdt? Ongetwijfeld, antwoordt Dr Br. Op blz. 207v. wil hij een antwoord zoeken op de vraag naar de relatie van Jezus Christus tot Zijn ecclesia. Hij merkt hieromtrent op: „Dit doen we in aansluiting aan antwoord 54 van den Heidelbergschen Catechismus, ons daarmede stellende binnen de traditie van het gereformeerd Protestantisme. De wezenlijke structuur eener kerkorde wordt immers beslissend bepaald door onze geheele visie op de relatie van Jezus Christus tot Zijn ecclesia, breeder gezegd, door ons geheele verstaan van de wijze, waarop God in deze wereld werkt. Dit geeft aan onze uiteenzettingen het karakter

|13|

van beslissingen, waarvan de slotconclusies straks afhankelijk zullen blijken. Dit is onvermijdelijk en noodzakelijk. Daarmede wordt toegegeven: gij kunt tot andere conclusies, tot een andere wijze van verdisconteeren der beide de kerkorde van het N.T. bepalende grondgegevens komen; maar dan moet gij weten wat ge doet, en ook weten op welk punt gij een andere beslissing inzake de relatie van Jezus Christus en Zijn ecclesia, van God en de wereld, meent te mogen en te moeten nemen. En iedere beslissing zal zich door haar beroep op de Schrift moeten kunnen legitimeeren.”

Met al hetgeen Dr Br. in dit lange citaat opmerkt, kan ik het eens zijn. Hij heeft natuurlijk de volle vrijheid (of moet ik zeggen: hij is natuurlijk door zijn lidmaatschap van de Ned. Hervormde Kerk, zijn opvoeding, zijn studie, zijn daardoor bepaalde wilsrichting er op aangewezen) zich te stellen binnen de traditie van het Gereformeerd Protestantisme. Maar iemand als de groote Engelsche theoloog J.B. Lightfoot was er op aangewezen, zich te stellen binnen de traditie van het Anglicanisme, en toen ik zijn verdediging van het episcopale stelsel gelezen had, was ik wel zeer onder den indruk, dat „hij wist wat hij deed”, ook met zijn beroep op het N.T. En daarom poneerde ik de stelling, dat het niet geoorloofd is, één bepaalde theorie voor te stellen als alleen overeenkomstig Gods Woord, ook al ben ik persoonlijk er op aangewezen, mij te stellen binnen de traditie van het Gereformeerd Protestantisme.

Maar deze instelling ten opzichte van andere kerkorden meent Dr Br. te moeten bestrijden. Het is niet alleen om de Christusregeering te doen. Wij moeten nader uitwerken waarin de Christusregeering bestaat. En dan komen wij tot de conclusie dat die bestaat door Woord en Geest, en dit verder uitwerkende komen wij tot de noodzakelijkheid van de presbyteriaal-synodale kerkorde, en wel zooals Calvijn die heeft gewild.

Wanneer wij dezen weg volgen om tot een kerkorde te komen, dan zien wij, zegt Dr Br., dat de wetenschappelijke exegese (d.i. uitlegkunde) ontoereikend is en met de theologische moet worden aangevuld. Want de wetenschappelijke exegese kan niet verder komen dan tot het aanwijzen van verschillende lijnen, maar de theologische leert een keuze te doen.