|6|

Hoofdstuk 1.

De voorbereiding.

 

De ontvangst ten stadhuize.

Na een allereerste kennismakingsbijeenkomst in de vergaderzaal van den Amsterdamschen Kerkeraad, waar de gelegenheid bestond de agenda voor het eerst eens onder de loupe te nemen, wat aan de sfeer en aan elkander te wennen en zich alvast eens te beraden op de komende benoemingen, volgde ’s middags om 4 uur de ontvangst op het Amsterdamsche Stadhuis. Burgemeester en wethouders van Amsterdam ontvingen daar de Synode. Burgemeester de Boer verwelkomde in zijn begroetingswoord de Generale Synode en sprak zijn blijdschap uit dat Amsterdam de plaats van haar eerste samenkomst was. Het verzetswerk der Kerk zoowel als de groote arbeid der Kerken in het Interkerkelijk Bureau en in de kinderuitzendingen op het gebied der barmhartigheid, waren ook aan het Gemeentebestuur geenszins ontgaan. Het verheugde hem zeer dat de prachtige historische kerkgebouwen, die Amsterdam rijk is, alle ongeschonden uit den strijd waren gekomen en dat nu de Nieuwe Kerk voor de ontvangst kon dienen. Tenslotte sprak de Burgemeester zijn beste wenschen uit voor den arbeid der Synode.

Tenslotte? Neen, want niet alleen volgde op deze begroeting een hartelijk woord in het Engelsch tot de buitenlandsche afgevaardigden, maar daarna werden tot ons aller verrassing de Scandinavische afgevaardigden in het Deensch verwelkomd. Het gezamenlijk lijden, vooral van Noorwegen en Nederland, had ons dichter bijeengebracht, terwijl de gaven van Zweden en Denemarken via het Roode Kruis in onzen hongersnood dankbaar werden herdacht. Een hartelijk applaus der aanwezigen beloonde den Burgemeester voor zijn vriendelijke ontvangst.

Op verzoek van de Generale Synode beantwoordde Ds. Gravemeyer den Burgemeester. In een gloedvolle toespraak vertolkte hij de gevoelens der Kerk, nu zij samen komen mocht in de hoofdstad van het Rijk. Al is Amsterdam dan ook niet geteisterd door bombardementen als Rotterdam en den Haag en andere steden, hier werd vooral het groote leed der Jodenvervolgingen geleden, terwijl wij meetreurden om de verwoestingen aangericht in de Amsterdamsche haven. Nu streeft Amsterdam onder de energieke leiding van zijn Burgemeester weer omhoog. Hier willen wij zijn, hier waar het hart van ons volk klopt. Aan den opbouw van ons volksleven wil ook de Kerk van harte

|7|

Toespraak ten stadhuize.

Ds. Gravemeyer (geheel rechts) beantwoordt de begroetingswoorden van Burgemeester de Boer (midden aan de tafel) bij de receptie, door het Amsterdamsche Gemeentebestuur aangeboden aan de Generale Synode.

|8|

medearbeiden. Gedachtig aan het woord van Dr. Eijkman, den Amsterdammer, dien wij in deze dagen zoo noode missen: wij bouwen verder — maar waarlijk opbouwen kunnen wij ons land en ons volk alleen op den grondslag van het Evangelie van Jezus Christus. Hier in de hoofdstad van het Rijk gaan onze gedachten vanzelfsprekend ook naar Indië. De Kerk denkt daarbij natuurlijk zeer spoedig aan het werk der Zending. Hier, vanuit Amsterdam vertrokken de groote stoombooten naar Indië, vanaf Schiphol stegen de vliegtuigen op. Dat spoedig al deze middelen der techniek weer zullen mogen functionneeren, mede ter bevordering van de verbreiding van het Evangelie van Jezus Christus.

Bisschop Berggrav van Oslo sprak daarna in enkele woorden in het Nederlandsch den dank van de buitenlandsche afgevaardigden uit. Ook dit vriendelijk gebaar werd bijzonder gewaardeerd.

Daarna volgde een ongedwongen samenzijn, waarbij de aanwezigen nog tot ruim half zes bijeen waren.

 

Bidstond in de Nieuwe Kerk.

Op den weg van het Stadhuis naar de Poort van Cleve, waar de maaltijden werden gebruikt, kwamen de afgevaardigden reeds langs de eerste wachtenden voor de deuren van de Nieuwe Kerk. Enthousiaste jonge menschen, maar ook ouderen, die klapstoeltjes hadden medegebracht, om in ieder geval van een goede plaats zeker te zijn. Om 7 uur was het reeds een lange stoet, die zich voor de kerkdeuren had opgesteld. Politie en padvinders gaven aanwijzingen voor een vlot verloop. Lang voor den aanvang waren alle plaatsen, voor deze gelegenheid bovendien sterk vermeerderd met de stoelen van de Oude Kerk, dan ook bezet.

Enkele minuten voor achten kwamen de afgevaardigden binnen. Voorop Mr. H. Mulderije, ouderling van dienst der Amsterdamsche gemeente. Deze bidstond werd immers belegd door den Kerkeraad van Amsterdam. Daarna Prof. Dr. K.H. Miskotte, die in dezen dienst zou voorgaan. Vervolgens Ds. K.H.E. Gravemeyer, die de buitenlandsche eeregasten binnenbracht. Hierbij vielen in het bijzonder de witte toga's van de Deensche en Anglicaansche afgevaardigden op, naast de gouden ambtsketen van den bisschop van Oslo. Daarna volgden in de historische volgorde der classes de afgevaardigden, die tezamen de stemhebbende leden der Synode vormden, de predikanten in toga. Voorop Ds. Karres van Apeldoorn, vertegenwoordigende de classis Arnhem. Het is immers nog altijd zoo dat de classes der Ned. Herv. Kerk in de Reglementen staan aangegeven naar de provincies. Zooals zij vroeger samenkwamen in de Staten-Generaal der Zeven

|9|

Tijdens de receptie ten stadhuize

Zittend van links naar rechts: Dr. W.A. Visser ’t Hooft, secretaris van den Wereldraad der Kerken te Genève; Bisschop Eivind Berggrav van Oslo; Burgemeester F. de Boer, wnd. Burgemeester van Amsterdam; Dr. Samuel Cavert, vertegenwoordiger van den Amerikaanschen Kerkenraad; Prof. Henderson uit Aberdeen; en Rev. Donald Allan, vertegenwoordiger van den Aartsbisschop van Canterbury. Staande: boven Dr. Visser ’t Hooft Ds. A.E.K. Pols van Coevorden, die als oudste predikant in dienstjaren de Synode opende; boven bisschop Berggrav Ds. K.H.E. Gravemeyer.

|10|

Provinciën. Voorop kwam toen het hertogdom Gelderland. Daarna het graafschap Holland, Zeeland, enz. Achteraan kwamen toen de Generaliteitslanden (Brabant, Limburg en Zeeuwsch-Vlaanderen) en het Landschap Drenthe. Zoo is het nog steeds in de volgorde der classes. Arnhem gaat voorop, Assen sluit. Of eigenlijk de Waalsche Reunie, die als classis no. 45 geteld wordt.

Na de afgevaardigden volgden de adviseurs, daarna de leden van de Algemeene Synodale Commissie. Het geheele vak voor den preekstoel was niet deze circa 80 deelnemers aan het werk der Synode gevuld.

Dit was alles slechts de buitenkant, statig en plechtig. Het was daarom zoo goed dat in de dienst, die volgde, zoo sterk de ootmoed, die de Kerk in de eerste plaats behoort te vervullen, als zij voor haar Heere treedt, naar voren kwam. Al dadelijk door het aanvangslied (Psalm 123: 1) en de daarop volgende Schriftlezing (Daniël 9: 4-7a, 17-19). Daarop: schuldbelijdenis. Weg alle menschenheerlijkheid, ook alle kerkelijke glorie. Weg titels en toga’s. Als de Kerk het daarvan hebben moest..... Dan stond zij immers weerloos tegenover de daemonische machten rondom ons. Dat is immers juist de schuld der Kerk, dat zij veel te veel op menschenmacht en menscheninzicht heeft vertrouwd. Dat is dan ook — Goddank! — niet de grond van de hoop der Kerk.

Daarom volgde dan ook de geloofsbelijdenis. Eerst het Apostolicum. Daarna artikel 27 van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis. Dan de vragen en antwoorden 54 en 55 van den Heidelberger Catechismus. En dan die wonder eenvoudige Schriftlezing Lucas 10: 38-42 met het tekstwoord: Martha, gij bekommert en ontrust u over vele dingen, maar één ding is noodig; doch Maria heeft het goede deel uitgekozen, hetwelk van haar niet zal weggenomen worden. Daarin was zeker alles gezegd, wat wij hier hooren moesten. Prof. Miskotte bracht ons in de ruimte en de wijdheid van de Kerk der eeuwen. Maar hoezeer wij de geestelijke apostolische successie ook beminnen, niet het apostelconvent van Handelingen 15 is hier ons oerbeeld. Nu wij als Generale Synode samenkomen, blikken wij niet in de eerste plaats naar de oecumenische concilies der eerste eeuwen, hoe gaarne wij het apostolicum ook belijden. Zelfs niet de Dordtsche Synode van 1618-1619 heeft ons hier het allerbelangrijkste te zeggen, al stellen wij ons ook van harte op den bodem onzer belijdenisgeschriften. Bovenal willen wij ons thans laten gezeggen door dat eenvoudige samenzijn waar onze tekst over spreekt. Die „primitieve aandacht” van Maria voor alles wat Jezus sprak, die heeft de Generale Synode bovenal noodig.

Wanneer de Kerk in Generale Synode bijeen Christus in bijzondere presentie ontvangen mag in haar huis, dan geldt ons tekstwoord:

|11|

één ding is noodig: Luisteren naar Jezus. Daarmede is niet gezegd, dat de meditatie geprezen wordt boven de actie, de cultus boven de missie. Morgen en overmorgen gaat ook Maria uit......

Hebben we dan niets van ons zelf? Geen geestelijke schatten uit het verleden? Geen vaderen en belijdenissen, taken en opdrachten? Hebben we het Woord Gods vroeger dan nog nimmer verstaan? Kunnen we daar niet op teren? — Juist omdat we zooveel ontvangen hebben zullen we telkens weer opnieuw moeten luisteren. Er kan geen sprake van zijn dat de Kerk een vijf-jarenplan gaat ontwerpen. Neen, iedere keer weer opnieuw moet haar van Godswege de opdracht verstrekt worden tot voortgaan op haar weg.

Het gezag brengt verzoening, de belijdenis sticht vrede....

Daarna volgde de „Dienst der gebeden”, die de voorbede voor het werk der Synode ontvouwde. Diep en indrukwekkend was deze bidstond voor ons allen. Juist de toon van ootmoed schonk diepe bemoediging. Telkens weer als het ons bang om het hart worden kan: wordt het wel iets met heel dezen arbeid der Generale Synode? kunnen wij aan deze heerlijke woorden terugdenken. Belangrijker nog: God wederstaat de hoovaardigen, maar den nederigen schenkt Hij genade. Juist bij de herinnering aan onze onmacht en kleinheid, durven wij de geweldige taak aan — in Gods kracht; in het geloof.