II. Bijzondere bepalingen.

Hoofdstuk II.
Het kerkelijk Bestuur over meer Gemeenten te zamen.

Tweede afdeeling.
Het Classicaal Bestuur.

Tot dat einde:
1º. correspondeeren zij met de kerkelijke Besturen en andere Colleges, en waar. zij het noodig achten, met bijzondere personen;
2º. houden zij de schriftelijke kerkvisitatie, en in geval zij dit bij eenige gemeente nodig achten, buitengewone kerkvisitatie 1), volgens de daarop bestaande verordeningen. Zij geven steeds kennis van het resultaat hunner onderzoekingen aan de Provinciale Kerkbesturen;
3º. onderzoeken zij voorloopig alle geschillen en aanklachten, beoordeelen, aan wie de behandeling er van moet worden opgedragen, en brengen, overeenkomstig die beoordeeling, de zaak òf ten einde, òf ter plaatse waar zij behoort.


1) Deze al. is aldus gewijzigd in verband met het Regl. op de kerkvisitatie en in werking getreden 15 Jan. 1921.