Herziening van de kerkorde art. 35, 42, 45 en 71

Art. 445. De praeses stelt thans aan de orde de nadere behandeling van een aantal artikelen van de kerkorde, die in vorige zittingen werden aangehouden, en waarover door de deputaten en de commissie nog een advies zou worden uitgebracht (O 1a enz.) (bijlage LXXVIII a, b en c).

Dit betreft allereerst de artikelen 35, 42, 45 en 71.

T.a.v. artikel 35 wordt voorgesteld het slot van lid 2 aldus te lezen: „met dien verstande, dat ze zich voor het overige te gedragen hebben naar de door de betreffende vergadering gegeven aanwijzingen” (zie art. 334 en 335).

Ds J. van Herksen stelt voor achter „voor het overige” nog in te voegen: „met name met het oog op het kerkverband”. Dit amendement wordt verworpen. Daarna wordt het voorstel van de deputaten en de commissie aangenomen.

De behandeling van artikel 42 moet nog worden uitgesteld, totdat het rapport van commissie II, rapporteur dr K. Dijk, in zake de grotestadskerken aan de orde zal komen (zie daarvoor art. 458, 469, 470, 471, 473).

Vervolgens wordt voorgesteld in artikel 45, lid 1 te lezen: „.... met name in zaken, waarmee het bestaan zelf van de kerk of haar plaats in het kerkverband gemoeid kan zijn”; en lid 2 van dit artikel aldus te laten luiden: „... waarmee het bestaan zelf van de kerk of haar plaats in het kerkverband gemoeid kan zijn, zal de kerkeraad geen uitvoering geven, voordat aan de leden der gemeente, gedurende de tijd van één maand, de gelegenheid is gegeven, in appèl te gaan bij de meerdere vergadering”. De woorden „en zolang ...”, die aan het slot stonden, zouden hier dus vervallen.

Over deze voorstellen ontstaat enige discussie. Evenals bij de eerste bespreking (zie art. 336) wordt er ook nu weer op gewezen, dat over het voorgestelde lid 2 van artikel 45 de kerkelijke vergaderingen niet hebben kunnen oordelen. Verder wordt enerzijds opgemerkt, dat de schrapping van het slot weinig verschil maakt, terwijl anderzijds voor behoud van de slotwoorden gepleit wordt. Ook wordt de gedachte geopperd om het gehele lid 2 te laten vervallen, daar het hierin bepaalde, hoewel niet in tegenspraak met de uitspraken van de synode van Rotterdam, toch wel van verdergaande strekking is. Ds P.N. Kruyswik stelt voor om na „meerdere vergadering” nog toe te voegen „en deze daarin heeft beslist”. Daar het niet mogelijk blijkt, nu reeds tot een beslissing te komen, wordt dit artikel opnieuw ter fine van advies aan de commissie in handen gegeven, terwijl eventuele andere voorstellen tot wijziging door de leden der vergadering bij de commissie nog kunnen worden ingediend (zie verder art. 473).

Tenslotte wordt, aangenomen het voorstel om lid 2 van artikel 71 aldus te lezen: „In deze kerkdiensten zullen gebruikt worden de Bijbelvertaling, het psalm- en gezangboek en de liturgische formulieren, welke door de generale synode zijn aangewezen of vastgesteld, en zal men zich zoveel mogelijk houden aan de orde van dienst, welke door de generale synode is vastgesteld”.