Op de vraghe van die van Delft of de huwelicken die met wtghedruckten woorden niet verboden en worden Leuit. 18, dan wt teghenstellinghe ende consequentien besloten worden, voor verboden ende ongheoorloft ghehouden sullen worden, R. Ia, dewijle sij van ghelijcker aert ende natuijre sijn. Ende voort op de vraghe, als d’ Ouerheijt sulck een huwelick toelaet, wat de Minister doen sal1), is gheantwoordt dat hij de personen niet en trouwe sonder schriftelick beuel vanden Magistraet te hebben, ende de Magistraet ende die personen ghenoechsaem van te vooren van deser saecke ghewaerschowt ende vermaent te hebben.


1) In het handschrift staat in plaats van de laatste vijf woorden, blijkbaar door verschrijving: wat de Minister toelaet, wat de Minister doen sal.