Er zijn drie ambten te onderscheiden: het ambt van predikant of dienaar van het Woord, van ouderling en van diaken. Tussen deze ambten bestaat geen onderscheid in rangorde, alleen in dienstbetoon.
Niemand vervult een ambt zonder wettig geroepen en bevestigd te zijn.
De roeping geschiedt door de gemeente, onder leiding van de kerkenraad.
De bevestiging vindt in een openbare samenkomst van de gemeente plaats, met gebruikmaking van een daarvoor bestemd formulier.
De roeping tot het ambt van ouderling of diaken vindt in de regel op de volgende wijze plaats:
De kerkenraad stelt de gemeente in de gelegenheid de aandacht te vestigen op belijdende leden die zij acht te voldoen aan de in Gods Woord voor ambtsdragers gestelde eisen. Daarna stelt hij de gemeente zo mogelijk het dubbele van het aantal te verkiezen ambtsdragers voor, om haar daaruit te laten kiezen.
De verkiezing, waartoe de belijdende leden van de gemeente gerechtigd zijn, geschiedt na gebed om de leiding van de Heilige Geest.
De naam van degene die tot het ambt geroepen is, wordt op twee zondagen afgekondigd. Indien geen gegronde bezwaren worden ingebracht, vindt de bevestiging plaats.
Wie verlangt tot het ambt van predikant te worden toegelaten, volgt als voorbereiding een deugdelijke opleiding en dient de voor de uitoefening van dit ambt vereiste gaven te bezitten.
Wie de opleiding voor het ambt van predikant volgt, kan bij de Nederlands Gereformeerde Predikantenopleiding preekbevoegdheid aanvragen volgens de regeling voor de Kerkelijke Onderzoeken. De preekbevoegdheid is van kracht tot het einde van de opleiding.
Wie de opleiding voor het ambt van predikant met goed gevolg heeft afgesloten en predikant wil worden, onderwerpt zich aan een onderzoek naar leer en leven en bekwaamheid tot het ambt. Dit onderzoek vindt plaats op de regiovergadering van de gemeente waar hij zijn prioschap vervult, volgens de regeling voor de Kerkelijke Onderzoeken. Wie met goed gevolg dit onderzoek heeft afgesloten, wordt voor de duur van twee jaren als kandidaat beroepbaar gesteld en verkrijgt daartoe preekbevoegdheid voor die termijn.
Wie verlangt tot het ambt van predikant te worden toegelaten zonder de daartoe vereiste opleiding te hebben gevolgd, dient — behalve de in 5.1 genoemde gaven — bijzondere gaven tot het ambt van predikant te bezitten. Hij onderwerpt zich daartoe aan een onderzoek naar leer en leven en bekwaamheid tot het ambt overeenkomstig de regeling voor de Kerkelijke Onderzoeken. Wie met goed gevolg het onderzoek voor de beroepbaarstelling heeft afgesloten, wordt voor de duur van twee jaren als kandidaat beroepbaar gesteld en verkrijgt daartoe preekbevoegdheid voor die termijn.
Wie verlangt om voor te gaan in een kerkdienst buiten de eigen gemeente maar niet de opleiding tot het ambt van predikant volgt of geen predikant (meer) is, kan daartoe preekbevoegdheid aanvragen bij de regiovergadering van de gemeente waartoe hij behoort volgens de regeling voor de Kerkelijke Onderzoeken.
Wanneer een kandidaat beroepen is door een gemeente en het beroep aanvaardt, stelt de regiovergadering waartoe de beroepende gemeente behoort een afsluitend onderzoek in overeenkomstig de regeling voor de Kerkelijke Onderzoeken. Wie met goed gevolg dit onderzoek heeft afgesloten, wordt in het ambt van predikant bevestigd.
Wie als predikant aan een gemeente verbonden is, kan door een andere gemeente beroepen worden. Wanneer de predikant het beroep aanvaardt, vindt de bevestiging plaats na goedkeuring van de regiovergadering waartoe de beroepende gemeente behoort. Hiervoor zijn vereist de beroepsbrief met een bewijs van aanneming van het beroep, een bewijs van ontslag, een goede attestatie aangaande leer en leven uit de gemeente waaraan hij tot dan toe verbonden was, alsmede een goed getuigenis van de regiovergadering waartoe deze gemeente behoort.
Niemand vervult het ambt van predikant zonder verbonden te zijn aan een bepaalde gemeente, noch verricht hij in een andere gemeente enig ambtelijk werk zonder daartoe een verzoek te hebben ontvangen van of namens de kerkenraad van die gemeente.
Een gemeente voorziet haar predikant van behoorlijk levensonderhoud overeenkomstig de richtlijn. Deze verantwoordelijkheid omvat mede het levensonderhoud bij ziekte, bij ouderdom en voor nabestaanden.
Aan een predikant wordt ontheffing van zijn ambtelijk werk verleend vanaf het moment dat hij ouderdomspensioen of een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid ontvangt. Hij behoudt de naam en eer van dienaar van het Woord.
Het staat een predikant niet vrij het ambt neer te leggen. Een predikant kan evenwel op eigen verzoek eervol uit het ambt worden ontheven. Daarmee verliest hij de naam en eer van dienaar van het Woord. Dit ontslag op eigen verzoek wordt verleend door de kerkenraad na goedkeuring van de regiovergadering met verplicht advies van de Commissie Kerkrecht en beroepszaken.
Een predikant die naar het oordeel van de kerkenraad om gewichtige, maar niet tuchtwaardig makende redenen zijn gemeente niet langer kan dienen, wordt ontslag verleend overeenkomstig de “Procedure voor ontslag van een predikant om gewichtige redenen”. Tenzij de regiovergadering tot het oordeel komt dat de predikant ook in een andere gemeente zijn ambt niet naar behoren zal kunnen vervullen, wordt hij voor een bepaalde termijn beroepbaar gesteld en blijft zolang als predikant verbonden aan de gemeente die hij diende.
Een predikant kan door de kerkenraad tijdelijk op non-actief worden gesteld overeenkomstig de daarvoor bestaande procedure.
De dienst van de predikant houdt in:
Een predikant kan een bijzondere opdracht ontvangen, zoals ten behoeve van de opleiding tot predikant, geestelijke verzorging van bijzondere aard of verbreiding van het evangelie.
Een predikant met bijzondere opdracht blijft aan een gemeente verbonden. De verhouding waarin deze tot de betrokken gemeente staat, wordt geregeld met goedkeuring van de regiovergadering.
Een ouderling of diaken dient naar plaatselijke regeling twee of meer jaren. Na afloop van zijn ambtstermijn treedt hij af, tenzij de kerkenraad het wenselijk oordeelt dat hij langer dient. Voor dit oordeel wordt de instemming van de gemeente gevraagd.
De dienst van de ouderling houdt in:
De dienst van de diaken houdt in:
De ambtsdragers vormen gezamenlijk de kerkenraad. Deze is belast met de leiding en verzorging van de gemeente. Voor overleg daartoe vergadert de kerkenraad regelmatig.
Van genomen besluiten wordt nauwkeurig aantekening gemaakt.
De uitoefening van de tucht is voorbehouden aan de ouderlingen samen met de predikant.
Een gemeente kan een dienstverband aangaan met een kerkelijk werker om de praktijk van het gemeenteleven te begeleiden of daarin zelf werkzaam te zijn. De aanstelling geschiedt volgens de richtlijn voor kerkelijke werkers. De kerkenraad ziet toe op leer en leven van de kerkelijk werker in de arbeid die hij binnen de gemeente verricht.
Onverminderd het bepaalde in 16.1 kan een kerkenraad die wil toewerken naar de stichting van een nieuwe gemeente daartoe een kerkelijk werker benoemen met de missionaire opdracht om als gemeentestichter leiding te geven aan de opbouw van een nieuwe gemeenschap van gelovigen.
De kerkenraad kan er voor kiezen om deze missionaire kerkelijk werker onder zijn verantwoordelijkheid het Woord en de sacramenten te laten bedienen binnen de nieuw te stichten gemeenschap.
De kerkenraad zal dit, al dan niet met hulp van de regio, slechts doen na onderzoek naar de kennis en gaven van betrokkene en met geregelde begeleiding bij de vervulling van diens taken. Van dit onderzoek en deze begeleiding legt hij verantwoording af aan de regio voordat het voornemen in praktijk wordt gebracht.